e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

Gevonden: 4947
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloemperk perk: pérk (Gronsveld) bloembed III-2-1
bloesem bloei: bleuj (Gronsveld) bloesem I-7
blokschaaf blokschaaf: blǫkšǭf (Gronsveld) In het algemeen een korte schaaf, met of zonder keerbeitel, die bestaat uit een rechthoekig schaafblok met een rechte zool. Zie ook afb. 32. Houtbewerkers gebruiken twee soorten blokschaven: de ruwe blokschaaf en de fijne blokschaaf. Zie ook deze twee lemmata. [N 53, 54; N G, 35a; monogr.] II-12
bluf gestuit: gesjtuut (Gronsveld, ... ) opscheppende taal [blaai, paf, ambras, stoef] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
blusbak ligbak: lex˱bak (Gronsveld) De houten of ijzeren bak waarin de kalk geblust wordt. De bak is doorgaans voorzien van een opening met schuif en rooster waarlangs men het kalk-watermengsel uit de bak kan laten stromen. Het rooster was volgens de invuller uit L 321 voor het opvangen van de rommel, het schuifje diende om de bak af te sluiten. De blusbak had in deze plaats de volgende afmetingen: 2,5 m lang, 1,75 m breed en 1 á 1,25 m hoog. [N 30, 32a; monogr.] II-9
bluts bluts: blötsj (Gronsveld) Deuk: een buiging in een effen opppervlak door een stoot veroorzaakt (buts, bluts, bult, duts, deuk). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen blutsen: blötsje (Gronsveld) Blutsen: een buil slaan, een deuk slaan (blutsen, knutsen, butsen). [N 84 (1981)] III-1-2
blutsen, van een appel blutsen: blötsje (Gronsveld), ideosyncr.  blötsje (Gronsveld) Een appel of peer oppervlakkig beschadigen zoda er een zachte plek ontstaat (blutsen, kneuzen, keuzen). [N 82 (1981)] || kneuzen I-7
bochel hoge rug: hoege rek (Gronsveld), kroef: kroeef (Gronsveld), pokkel: pokkel (Gronsveld), pōkkel (Gronsveld) bochel [hooge ruch, bult, schoft] [N 10a (1961)] III-1-2
bod bod: bod (Gronsveld) de geboden som op een veiling [bod, gebod, roep] [N 89 (1982)] III-3-1