e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wittebrood mik: mik (Gronsveld) wittebrood III-2-3
woede colre (fr.): kelèr (Gronsveld), kolèr (Gronsveld), gift: gif (Gronsveld, ... ) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] || woede III-1-4
woeker woeker: woeker (Gronsveld) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woelen rulsen: ruelsje (Gronsveld) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2
woensdagx goensdag: goonstig (Gronsveld, ... ) dag; woensdag [N 07 (1961)] || woensdag III-4-4
woest, onachtzaam lopen wild lopen: weeld loupe (Gronsveld) lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)] III-1-2
wonde wonde: won (Gronsveld) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonen huizen: hoûze (Gronsveld), huizeren: hoûzere (Gronsveld), wonen: woene (Gronsveld, ... ) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || wonen III-2-1, III-4-1
woonkamer, huiskamer huis: hoés (Gronsveld), woonkamer: woenkäomer (Gronsveld) woonkamer III-2-1
woonwagen kroddelenwagen: Vero.  kroddelewäoge (Gronsveld) 1. Woonwagen van zigeuners en/of kermismensen. III-3-2