e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

Gevonden: 4947
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boomgaard fruitwei: frø̄ət[wei} (Gronsveld) I-7
boomkruin douw: gedeelte vd boom dat boven de stam zit  doûw (Gronsveld), ideosyncr.  doûw (Gronsveld) boomkruin || De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)] III-4-3
boomkruiper boomkruiper: baomkroeper (Gronsveld), boomloper: boümlueper (Gronsveld) boomkruiper || boomkruiper (12,5 net een muis die tegen boomstammen opkruipt; dun krom bekje; nest in spleten en gaatjes; roep kort hoog [tiet, tiet, tiet]; zang kort tiereliertjen [N 09 (1961)] III-4-1
boomleeuwerik koekelevie: kokkelevies (Gronsveld), kōkelevie (Gronsveld), + etym.aant. < fr. cochevis "kuifleeuwerik  kokkelevies (Gronsveld) boomleeuwerik || Hoe heet de boomleeuwerik? [DC 06 (1938)] || leeuwerik: boomleeuwerik (15 alleen in droog terrein (bijv. hei niet veel op trek; zang is heel helder, klokjesachtig [lululululu] [N 09 (1961)] III-4-1
boompieper pieper: pieper (Gronsveld, ... ), inlandse zangvogel  piéper (Gronsveld) boompieper || boompieper (15 net een verkleinde uitgave van zanglijster [019]; alleen op droog, open terrein met bomen; zang kanarieachtig in een korte stijg- en daalvlucht; niet zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
boomstronk vot: vot (Gronsveld) boomstronk, de stomp-met-wortels van een afgehakte boom [N 27 (1965)] III-4-3
boomvruchten stelen pikken: pikke (Gronsveld) Boomvruchten stelen [tuten, stropen, bogeren, buten, afsnatsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
boomwagen trikebale (wa): tręk˱bāl (Gronsveld) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13
boon, algemeen boon: boen (Gronsveld) boon, zaad van de peulvrucht I-7
boordenknoopje bandjesknoopje: bendsjesknuipke (Gronsveld) boordeknoopje [N 23 (1964)] III-1-3