e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

Gevonden: 4947
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterpot boterpot: boèterpot (Gronsveld), boterspot: boëterspot (Gronsveld) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
botervlootje boterschotel: botersjòètel (Gronsveld), boëtersjoëtel (Gronsveld, ... ), boterschoteltje: boëtersjuutelke (Gronsveld) botervloot || botervlootje [DC 23 (1953)], [N 20 (zj)] III-2-1
botteriken haletten: ha`lętǝ(n) (Gronsveld) De ladderachtige constructies die vóór en achter op de hooikar worden geplaatst om de laadcapaciteit te vergroten. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s b en c. De term ladders ("ledders" en "leren") wordt zowel voor de botteriken als voor de zijladders gebruikt; zie het lemma ''zijladders van de oude kar''. Het lemma bevat alleen meervouden.' [N 17, 70; JG 1a, 1b, 2a; add. uit N 17, 40 en A 41, 24; monogr.] I-3
bouillon bouillon: beljoûng (Gronsveld), broei: breuj (Gronsveld) vleesnat III-2-3
bouwemmer tob: tǫp (Gronsveld) Houten of metalen, tegenwoordig ook van kunststof vervaardigde emmer die door de metselaars wordt gebruikt om er water, mortel, enz. in te doen. [N 30, 23b; monogr.] II-9
bouwgrond leemlaag: lēmlǭx (Gronsveld) De vaste grond die de basis vormt voor de fundering. Wanneer men gebruik maakt van zand als basislaag, wordt dit doorgaans aangestampt of met behulp van water verdicht. Dit laatste noemde men in K 278 'aanwateren' ('anwowǝtǝrǝn'). De woordtypen 'vlijlaag' en 'werkvloer' duiden respectievelijk de basislaag aan van een gemetselde fundering en van een fundering die is uitgevoerd in gewapend beton. [N 31, 3a; monogr.] II-9
bouwland akker: akǝr (Gronsveld), akkergrond: akǝrgrōnt (Gronsveld), akkerland: akǝrlānt (Gronsveld), gewande: gewande (Gronsveld), gǝwant (Gronsveld), land: lānt (Gronsveld), veld: fɛ̄lt (Gronsveld), vē̜lt (Gronsveld), vɛlt (Gronsveld) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bouwval barak: brak (Gronsveld), kot: kot (Gronsveld), kraam: kraom (Gronsveld) oud, bouwvallig huis || vervallen huis III-2-1
bouwvoor bovenlaag: būǝvǝlǭx (Gronsveld), ploeglaag: ploxlǭx (Gronsveld) De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d] I-1
bovenbeen bovenbeen: bōvǝbęi̯n (Gronsveld) Zie afbeelding 2.21. [N 8, 32.3] I-9