e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

Gevonden: 4947
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braamstruik bramelen: ideosyncr.  broémele (Gronsveld), bramen: de tak  briem (Gronsveld), de tak additie bij vraag 101: de takken van de braamstruik  brieme (Gronsveld) braamtwijg || De doornige struik die vooral op de heide en in de duinen en langs bosranden voorkomt; de vruchten zijn eerst groen, dan rood en als ze rijp zijn zwart (braamstruik, benrik, breemhorst, breemhocht, breemdoren, breembes, braam, breem, doren). [N 82 (1981)] || takken van de braamstruik [N 82 (1981)] III-4-3
braken breken: bręǝkǝ (Gronsveld), kotsen: kotse (Gronsveld), spijen: sjpeije (Gronsveld) Braken of breken van taai-taai- en peperkoekdeeg. Volgens de informant van L 292 worden, als het deeg klaar is na een maand liggen, werkende stoffen o.a. honing, potas en ammoniak met koolzuur in het deeg gebracht. Het deeg wordt dan met de braak gekneed en omgegooid. De ligperiode van het deeg vooraf kan variëren van een paar dagen (Q 112) tot een halfjaar (Q 198b) of zelfs een jaar (L 271). Het deeg moet eigenlijk verstorven zijn. [N 29, 89a; monogr.] || overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] II-1, III-1-2
bramenvlaai bramelenvlaai: broemelevlaoj (Gronsveld) Bramenvla [N 16 (1962)] III-2-3
brandewijn franse: fraanse (Gronsveld), franse (Gronsveld) brandewijn (franse) || brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)] III-2-3
brandhout brandhout: brānthoͅu̯.t (Gronsveld), vonkelhout: veunkelhoüt (Gronsveld) brandhout || kachelhoutjes III-2-1
brandmuur tussen woonhuis en stal brandgevel: brānt˲gīvǝl (Gronsveld), brandmuur: brāntmūr (Gronsveld) De scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de stallen van de boerderij. Doorgaans is dit de muur waartegen, aan de woonhuiskant, ook de schouw is aangebracht en die tot in de nok is opgetrokken. [N 5A, 22g en 32a; N 31, 41d; A 49, 6b] I-6
brandnetel netel: niétel (Gronsveld) brandnetel III-4-3
brasem brasem: briesem (Gronsveld), Gronsveld Wb  briesem (Gronsveld) brasem || Hoe noemt u de brasem: een zoet- en brak watervis die voorkomt in stilstaande tot traagstromende wateren. Het lichaam is hoog en zijdelings afgeplat. De buikvinnen staan achter de borstvinnen voor de rugvin. De anaalvin is sterk ingesneden. De bovenste he [N 83 (1981)] III-4-2
brassen bambocheren (<fr.): bombazjere (Gronsveld), bollen: bôlle (Gronsveld) woest en wild leven, met veel cafés bezoeken [wilden] [N 87 (1981)] III-3-1
brede buikriem onderhelp: onderhelp (Gronsveld) Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73] I-10