e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q193p plaats=Gronsveld

Overzicht

Gevonden: 4947
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dronken een stuk in zijn laarzen: e sjtök ien z’n laarze hebbe (Gronsveld), e sjtùk ien z’n laarse hebbe (Gronsveld), zat: zaot (Gronsveld), zoat (Gronsveld), zo zat wie duizend man: zoe zäot wie doézend maan (Gronsveld), zo zat wie een maleier: zoe zäot wie ’nne melejjer (Gronsveld), zo zat wie een varken: zoe zäot wie e véreke (Gronsveld) dronken [N 10 (1961)] || zo dronken zijn als III-2-3
dronken zijn bezopen zijn: bezōēpe zien (Gronsveld), een streep in hebben: sjtriép ién hebbe (Gronsveld), een stuk in hebben: sjtök iénhebbe (Gronsveld), een stuk in zijn hoeven hebben: sjtök ién z’n hûive hebbe (Gronsveld), een stuk in zijn kloten: sjtök ién z’n kloete hebbe (Gronsveld), een stuk in zijn kont hebben: e sjtùk ien z’n koont hebbe (Gronsveld), sjtök ién z’n koont hebbe (Gronsveld), een stuk in zijn kraag hebben: e sjtök ien z’ne kroag hebbe (Gronsveld), sjtök ién z’nne kräog hebbe (Gronsveld), een stuk in zijn zwitser hebben: sjtök ién z’nne zjwitser hebbe (Gronsveld), geladen zijn: gelaoje zién (Gronsveld), hartstikke zijn: hertsjtikke zién (Gronsveld), hem geladen hebben: ’m gelaoje hebbe (Gronsveld), hem om hebben: m um hebbe (Gronsveld), m umhebbe (Gronsveld), ’m öm hebbe (Gronsveld), hem zitten hebben: m zitte hebbe (Gronsveld), in de olie zijn: ién d’n oëlie zién (Gronsveld), krimineel zijn: kremeneel zien (Gronsveld), robbel op hebben: róbbel op hebbe (Gronsveld), schreemp in hebben: sjreemp ién hebbe (Gronsveld), vuil zijn: voül zién (Gronsveld), zat zijn: zäöt zién (Gronsveld), zijn lade vol hebben: z’n laoj voül hebbe (Gronsveld) dronken [N 10 (1961)] || dronken (- zijn) III-2-3
droog blijven overhouden: uüverhawe (Gronsveld), t blijft over]: drijf eùver (Gronsveld), ⁄t hĕlt uuver (Gronsveld) droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog weer droog: drŭŭch (Gronsveld) droog [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek potdoek: poddook (Gronsveld), schotelsplag: šūtəlsplak (Gronsveld) de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || theedoek III-2-1
droogrek tobbenrek: tǫbǝręk (Gronsveld) Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.] I-11
droogstaan droogstaan: drȳxštūǝn (Gronsveld) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
droogzolder meelzolder: mē̜lzoldǝr (Gronsveld) De zolder boven de oven. Uit de woordtypen "droogzolder", "droogoven", "meelzolder" en "bloemzolder" blijkt dat deze ruimte gebruikt wordt zowel om iets erin te drogen als om iets erin op te slaan. Volgens Weyns (blz. 66) wordt deze plaats ook wel benut voor het drogen van zaden en volgens de informant van Q 99* droogt men het metershout hierin. [N 29, 105c] II-1
drop ketje: ketteke (Gronsveld), krissie: krissie (Gronsveld, ... ), krissieriem: krissiereem (Gronsveld), krissierijstartel: krissierysjtertel (Gronsveld), krissietje: krissieke (Gronsveld), snuif: sjnoûf (Gronsveld) drop || drop (gemalen) || drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] || dropje || dropriem || dropveter || katjesdrop || laurierdrop III-2-3
dropwater krissiewater: krissiewäoter (Gronsveld) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3