e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gehemelte hemel: hiemel (Gronsveld, ... ), hīēmel (Gronsveld), verhemelte: verhīēmelte (Gronsveld) gehemelte [raak, geemel] [N 10a (1961)] || Hoe noemt men de bovenkant van de mondholte? ( Nederl. gehemelte, verhemelte). [DC 30 (1958)] III-1-1
geheugen geheugen: gehuüge (Gronsveld, ... ), memorie: memorie (Gronsveld, ... ) geheugen || het vermogen om zich dingen te herinneren [geheugen, memorie] [N 85 (1981)] III-1-4
gehoorzamen goed luisteren: good loéstere (Gronsveld), luisteren: loéstere (Gronsveld, ... ) een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] || gehoorzamen || gewillig of bereidwillig bevelen of aanwijzingen opvolgend, vooral gezegd van kinderen in betrekking tot ouders [gehoorzaam, gewarig] [N 85 (1981)] III-1-4
gehurkt zitten op zijn hukken zitten: op zn hōēke zitte (Gronsveld) hurken, op zijn ~ zitten [op de huuke, op znen huik, op zn huiketjes zitte] [N 10 (1961)] III-1-2
geil, wellustig geil: geil (Gronsveld) geil, wellustig [N 10C (zj)] III-2-2
geit geit: gęi̯t (Gronsveld), met: mɛt (Gronsveld) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12
geitenmelksepap geitenmelkspap: geitemèlkspap (Gronsveld) Pap van geitemelk (mienekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3
geitestal geitestal: gęi̯te[stal] (Gronsveld) De ruimte in de stal waar de geiten zich bevinden. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [L 38, 29; A 10, 9g; monogr.] I-6
gek dol: duel (Gronsveld), gek: gek (Gronsveld) onverstandige, ergerlijke of gekke dingen doend of zeggend [dwaas, mal, zot, gek] [N 85 (1981)] III-1-4
gekheid maken gekken: gekke (Gronsveld) gekheid maken [mallen, follen] [N 85 (1981)] III-1-4