| 34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hāmǝl (Q193p Gronsveld),
hǭ.mǝl (Q193p Gronsveld),
hǭmǝl (Q193p Gronsveld)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|
| 34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (Q193p Gronsveld)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
| 34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
gegeltste zoog:
gǝgɛlsdǝ zuǝx (Q193p Gronsveld)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
| 18254 |
gesp |
gespel:
gaspel (Q193p Gronsveld),
b.v. aon e kammezol. Zie ook afb. p. 144.
gaspel (Q193p Gronsveld)
|
gesp || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 33761 |
gespeend veulen |
gespeend veulen:
gǝspint vȳǝlǝ (Q193p Gronsveld)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|
| 33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
denstoter:
dęnštȳtǝr (Q193p Gronsveld)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|
| 18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
borst:
Vero.
boës (Q193p Gronsveld),
plastron (fr.):
plastron (Q193p Gronsveld)
|
geplooid en gesteven front in een overhemd || voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18543 |
gestreepte broek |
streepjesbroek:
sjtriepkesbook (Q193p Gronsveld)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
meunt (Q193p Gronsveld)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 18828 |
getob; tobben |
getaper:
getäoper (Q193p Gronsveld)
|
het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|