17659 |
hand |
hand:
haant (Q193p Gronsveld)
|
hand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
29935 |
handbeschermer |
handleer:
hantlēr (Q193p Gronsveld)
|
Rubber of leren kapje dat men aan de handen schuift om vingers en handpalm te beschermen bij het dragen van stenen. De woordtypen 'handschoe' en 'want' duiden waarschijnlijk een handschoenachtige bescherming aan die de hele hand bedekt. Zie ook het lemma 'handbeschermers' in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten II.8, pag. 59. Over de term handlap merkt Van Houcke (pag. 133) op: ...Is een klein stuk leder met eene of meer dubbele kerven. De kerven vormen als 't ware ringen, waarin de metselaar de vingeren steekt om de hand tegen het slijten door den steen, en voornamelijk door natgemaakten steen, veroorzaakt, te vrijwaren.ø̄ [N 30, 6a; N 30, 6b; monogr.]
II-9
|
21849 |
handel |
commerce (fr.):
kommers (Q193p Gronsveld),
handel:
handel (Q193p Gronsveld)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21449 |
handelaar |
commerceman (<fr.):
kommersmaan (Q193p Gronsveld),
koopman:
koüpmaan (Q193p Gronsveld),
marchand (fr.):
(vers).
marsjang (Q193p Gronsveld)
|
handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21496 |
handelen |
commercen (<fr.):
kommerze (Q193p Gronsveld),
handelen:
handele (Q193p Gronsveld)
|
handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18903 |
handeling |
daad:
daod (Q193p Gronsveld)
|
een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17661 |
handen (kindernamen) |
handjes:
hennekes (Q193p Gronsveld)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
klauwen:
klawwe (Q193p Gronsveld),
knoken:
knuuk (Q193p Gronsveld),
poten:
puu (Q193p Gronsveld)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
21519 |
handgeld |
handgeld:
haandgèld (Q193p Gronsveld)
|
eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18906 |
handig |
behendig:
behendig (Q193p Gronsveld),
handig:
hendig (Q193p Gronsveld)
|
goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)] || handig
III-1-4
|