e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hand hand: haant (Gronsveld) hand [DC 01 (1931)] III-1-1
handbeschermer handleer: hantlēr (Gronsveld) Rubber of leren kapje dat men aan de handen schuift om vingers en handpalm te beschermen bij het dragen van stenen. De woordtypen 'handschoe' en 'want' duiden waarschijnlijk een handschoenachtige bescherming aan die de hele hand bedekt. Zie ook het lemma 'handbeschermers' in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten II.8, pag. 59. Over de term handlap merkt Van Houcke (pag. 133) op: ...Is een klein stuk leder met eene of meer dubbele kerven. De kerven vormen als 't ware ringen, waarin de metselaar de vingeren steekt om de hand tegen het slijten door den steen, en voornamelijk door natgemaakten steen, veroorzaakt, te vrijwaren.ø̄ [N 30, 6a; N 30, 6b; monogr.] II-9
handel commerce (fr.): kommers (Gronsveld), handel: handel (Gronsveld) het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] III-3-1
handelaar commerceman (<fr.): kommersmaan (Gronsveld), koopman: koüpmaan (Gronsveld), marchand (fr.): (vers).  marsjang (Gronsveld) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] III-3-1
handelen commercen (<fr.): kommerze (Gronsveld), handelen: handele (Gronsveld) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1
handeling daad: daod (Gronsveld) een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)] III-1-4
handen (kindernamen) handjes: hennekes (Gronsveld) hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)] III-1-1
handen (spotnamen) klauwen: klawwe (Gronsveld), knoken: knuuk (Gronsveld), poten: puu (Gronsveld) [N 10 (1961)] III-1-1
handgeld handgeld: haandgèld (Gronsveld) eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
handig behendig: behendig (Gronsveld), handig: hendig (Gronsveld) goed met de handen terecht kunnend; gemakkelijk en snel iets met de handen kunnen maaken [handig, mieg, erg, snel] [N 85 (1981)] || handig III-1-4