18344 |
hielstuk van een schoen |
contrefort (fr.):
<Fr. contrefort.
koontervoor (Q193p Gronsveld)
|
hielstuk van schoen
III-1-3
|
20329 |
hij aardt naar zijn vader |
hij aardt naar zijn baaier:
cf. Schuermans s.v. "ba of baa"(ba = van abba = vader)
er aort nao ze bajjer (Q193p Gronsveld)
|
naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)]
III-2-2
|
18012 |
hijgen |
gijchten:
géchte (Q193p Gronsveld)
|
Hijgen: zwaar, hoorbaar ademen (hijgen, snakken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20481 |
hijgen naar adem, reutelen |
ratelen:
roëtele (Q193p Gronsveld),
reutelen:
ruütele (Q193p Gronsveld)
|
hijgen naar adem, gezegd van een stervende [reutelen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
18029 |
hik |
hikkik:
hikkik (Q193p Gronsveld)
|
hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22774 |
hinkelen |
hinken:
heenke (Q193p Gronsveld)
|
2. Hinkelen, bep. kinderspel.
III-3-2
|
17955 |
hinken |
hinken:
heenke (Q193p Gronsveld)
|
Hinken: op één been voortspringen (hinken, hinkelen, hompen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22838 |
hobbelpaard |
schokkelbaaitje:
sjokkelbajke (Q193p Gronsveld)
|
Hobbelpaard.
III-3-2
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
ho.t (Q193p Gronsveld),
hood (Q193p Gronsveld)
|
hoed [RND]
III-1-3
|
18399 |
hoed: spotnamen |
hondskooi:
Vero.
honskoûw (Q193p Gronsveld)
|
hoge hoed
III-1-3
|