e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijzeren deurtje voor het ovengat deurtje: dø̄rkǝ (Gronsveld) Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b] I-6
ijzeren eg ijzeren [eg]: īzǝrǝ [eg] (Gronsveld) De drie- of vierhoekige eg waarvan zowel het geraamte als de tanden van ijzer waren; zie afb. 55 en 56. Waar zulk een eg als onkruideg en/of als zaadeg diende, is vermeld in de betrokken lemmata verderop. De vorm die de ijzeren eg ter plaatse kon hebben, is hieronder voorgesteld door de tekens ‚àÜ en vierkant. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a + 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N 11A, 161; N J, 10; A 13, 16b; monogr.] I-2
ijzeren gaffel, oogstgaffel drieschank: dręi̯šāŋk (Gronsveld), gaffel: gafǝl (Gronsveld), vork: vǫrǝk (Gronsveld) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzeren haak aan de puthaak schephaak: šøphōͅk (Gronsveld) [N 12 (1961)] I-7
illustratie plaat: pläot (Gronsveld) 4. Plaat, illustratie in een boek. III-3-1
in beweging komen op gang komen: op geng koëme (Gronsveld) beweging, In ~ komen (meutelen). [N 84 (1981)] III-1-2
in de doodskist leggen kisten: kiste (Gronsveld) een dode in de doodskist leggen [lichteren, kisten] [N 87 (1981)] III-2-2
in de rug slaan (met de vuist) stuiken: sjtôkke (Gronsveld) slaan, Met een vuist in de rug ~ (doffen). [N 84 (1981)] III-1-2
in de tuin werken buttelen: böttele (Gronsveld), in de moestem werken: ién de moostem wërke (Gronsveld) Een tuin verzorgen (in de hof werken, hovenieren, hoven) [N 79 (1979)] || slordig tuinieren III-2-1
in lompen gekleed armelijk gekleed: [syn. érmeujig?]  ermelik geklejd (Gronsveld), wie een lommelenkramer gekleed: gekléjd wie ⁄nne lômmelekriemer (Gronsveld) #NAME? || in lompen gekleed [haveloos, schabullig, schamel] [N 86 (1981)] III-1-3