24858 |
klaproos |
kolbloem:
kolblom (Q193p Gronsveld),
klaproos
kolblom (Q193p Gronsveld)
|
klaproos
III-4-3
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
klaveren:
klëvere (Q193p Gronsveld),
kleen:
Ook: "klëvere"[vgl. pag. 222].
klyje (Q193p Gronsveld)
|
2. Bij het kaartspel: klaveren. || Klaveren (bij kaartspel).
III-3-2
|
33262 |
klaverschoof |
bussel:
bisǝl (Q193p Gronsveld)
|
Gemaaide klaver wordt, zoals gras, gedroogd voordat het wordt opgeslagen voor de winter. Zie voor het hooien aflevering I.3. Uitdrukkelijk wordt vermeld dat men de gemaaide klaver niet bindt in L 164, 268 (soms), 270, 289, 289a, 290, 325. Vergelijk ook de behandeling van de graanschoof in aflevering I.4. [N 15, 18g]
I-5
|
18171 |
kledij, kleren |
kledage:
klejaasj (Q193p Gronsveld),
klyjasj (Q193p Gronsveld),
kleren:
kleijer (Q193p Gronsveld),
klyjer (mv.) (Q193p Gronsveld),
t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]:
klejer (Q193p Gronsveld)
|
... de kleren (het kleed) ... - bedoeld wordt de vrouwenkleding [DC 03 (1934)] || kleding || kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren (in het algemeen) || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18285 |
kleerborstel |
borstel:
buustel (Q193p Gronsveld)
|
Kleerborstel. Hoe noemt men het hierboven afgebeelde voorwerp, dat wordt gebruikt om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen enz. te verwijderen? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
19389 |
kleerhanger |
hanger:
henger (Q193p Gronsveld),
klederhanger:
klyjerhanger (Q193p Gronsveld)
|
Een gebogen hout met een haak om kleren op te hangen (kleerhanger, kapstok) [N 79 (1979)] || kleerhanger
III-2-1
|
19677 |
kleerkast |
hangkast:
hangkas (Q193p Gronsveld)
|
kleerkast [DC 39 (1965)]
III-2-1
|
24446 |
kleerluis |
klederluis:
WLD
kleijerloes (Q193p Gronsveld)
|
kleerluis die eieren legt in de naden van vuile onderkleren [N 26 (1964)]
III-4-2
|
28872 |
kleermakerskrijt |
krijt:
krīt (Q193p Gronsveld)
|
Het kleermakerskrijt wordt gebruikt om patronen op de stof over te nemen. Deze krijtlijnen verwijdert men later weer. Het krijt is vier- of driehoekig van vorm (Gerritse, pag. 21) en voelt vettig aan (Papenhuyzen III, pag. 9). Men kan ook met behulp van een zogenaamde rokkenspuit een lijn trekken. Door verstuiven van krijtpoeder kan men hiermee een lijn op de rok trekken om een rechte zoom te krijgen op de juiste hoogte. Zie afb. 6 en 7. [N 59, 5; N 62, 66; monogr.]
II-7
|
29606 |
klei, leem |
leem:
lęǝm (Q193p Gronsveld)
|
Grijs- tot geelachtige, sterk samenhangende, enigszins klevende, vruchtbare grondsoort, ontstaan door afzetting van verweringsprodukten door rivieren. Leem is ook een kleiachtige grondsoort echter met een zandgehalte groter dan 20%. Zie ook het lemma ɛklei, leemɛ in wld II, afl. 8 (pottenbakker e.a.), blz. 31.' [N 27, 41; N 27, 33; N 18, 2 add.; N 18, 5 add.; N 15, add.; R 3, 6; A 10, 4; Wi 52, 53; Vld.; monogr.]
I-8
|