18678 |
kraag van een kraagmantel |
pelerine (<fr.):
pellerien (Q193p Gronsveld),
pillerien (Q193p Gronsveld)
|
2. grote loshangende kraag die bij dameskleding over de schouder hangt || kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34491 |
kraaien, gezegd van de haan |
kraaien:
kriǝ (Q193p Gronsveld)
|
[N 19, 49; Vld.; monogr.]
I-12
|
17562 |
kraakbeen |
knoers/knors:
knoersj (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
kraakbeen [noerz, knorzel, knoezelbeen] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
22858 |
kraaltjes |
parels:
pi:rələ (Q193p Gronsveld)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
20139 |
kraambed |
kinderbed:
keenderbed (Q193p Gronsveld)
|
kraambed
III-2-2
|
24196 |
kraanvogel |
koenekraai:
koenekraoj (Q193p Gronsveld),
koenekroaj (Q193p Gronsveld),
kroelekraai:
kroélekraoj (Q193p Gronsveld)
|
kraanvogel || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
krabben:
krabbe (Q193p Gronsveld),
kretsen:
kretse (Q193p Gronsveld),
krétse (Q193p Gronsveld),
schuren:
sjoore (Q193p Gronsveld)
|
krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20739 |
krakeling |
koekje:
keukske (Q193p Gronsveld)
|
Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33896 |
krampig |
(het heeft de) kramp:
krāmp (Q193p Gronsveld)
|
Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c]
I-9
|
24197 |
kramsvogel |
krammes:
krammes (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
kramsvogel || kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)]
III-4-1
|