e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kreupel zijn lam: lǭm (Gronsveld) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
kribbebijter kribbebijter: krøbǝbītǝr (Gronsveld) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
krielkip krielhoentje: krilhø̄nǝkǝ (Gronsveld), krieltje: krilkǝ (Gronsveld) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
krijgertje spelen nalopertje hellen: naolueperke helle (Gronsveld), nalopertje spelen: naolueperke (Gronsveld) Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)] || Krijgertje spelen.2 III-3-2
krijsen keken: këke (Gronsveld), mn v ekster, vlaamse gaai  këke (Gronsveld) een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)] || schreeuwen v vogels III-4-1
krioelen krioelen: krioelen (Gronsveld), wemelen: wiémele (Gronsveld) Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
kroep kroep: kroep (Gronsveld) Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 84 (1981)] III-1-2
kroeshaar kroezelhaar: kroezelhaor (Gronsveld) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
krols loops: luipsj (Gronsveld), rollig: roͅlex (Gronsveld) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)], [N C (1962)] III-2-1
krom, met bochten krom: kroomp (Gronsveld) krom (kromp, slom) [DC 35 (1963)] III-4-4