33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
achterbouw:
ātǝrbǫu̯ (Q193p Gronsveld),
stallen:
štɛl (Q193p Gronsveld)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|
18825 |
bedroefd |
bedroefd:
bedreuf (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
droevig:
dreuvig (Q193p Gronsveld),
triestig:
tristig (Q193p Gronsveld)
|
bedroefd || droevig || verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19471 |
bedsprei |
bedsprei:
beͅtšprēͅi̯ (Q193p Gronsveld),
sprei:
sjprej (Q193p Gronsveld)
|
bedsprei [RND] || sprei
III-2-1
|
22403 |
beeldzijde van een geldstuk |
kop:
kop (Q193p Gronsveld)
|
De beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33660 |
beemd |
band/bend:
bęǝn (Q193p Gronsveld)
|
Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.]
I-8
|
17561 |
been, beenderen |
knook:
knuuk (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
ne knoek (Q193p Gronsveld)
|
beenderen [N 10a (1961)] || benen, been (Frans: un os) [knook, knowk, been, bot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19140 |
beestachtig persoon; beestachtig |
beestachtig:
bieséchtig (Q193p Gronsveld),
schoft:
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
sjôf (Q193p Gronsveld),
slechte:
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
sjléchte (Q193p Gronsveld),
slechtriem:
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
sjléchreem (Q193p Gronsveld),
vetdirk:
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
vêtdirk (Q193p Gronsveld),
vetjannes (vetjanus?):
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
vêtjannes (Q193p Gronsveld),
vuile:
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
vaole (Q193p Gronsveld)
|
beestachtig || met een zeer slecht, beestachtig karakter [sakkers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20487 |
beet, hap |
bof:
bôf (Q193p Gronsveld)
|
hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25053 |
beetje, een weinig |
bagatel:
bagge⁄tel (Q193p Gronsveld),
fletsje:
E gezich wie e fletske kies = bleek.
fletske (Q193p Gronsveld),
greumel:
gruümel (Q193p Gronsveld),
handvol:
haamfel (Q193p Gronsveld),
kietsje:
Doég e kitske mie zaat oppe êrappele.
kitske (Q193p Gronsveld),
kleinigheid:
klejnighèid (Q193p Gronsveld),
koren:
Ich haw gèi koën boëter ién t hoés.
koën (Q193p Gronsveld),
pietsje:
Zo wordt het ook genoemd.
pitsjke (Q193p Gronsveld),
prutsje:
E prutske mosterd op t greun moos.
prutske (Q193p Gronsveld)
|
beetje, een weinig || geringe hoeveelheid
III-4-4
|
18536 |
bef |
bavette (fr.):
bavet (Q193p Gronsveld),
bef:
bef (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
1. bef || 2. los front van kant of borduursel, plastron || bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|