34346 |
melkgift van de zeug |
melk:
mɛlǝk (Q193p Gronsveld)
|
[N 19, 20]
I-12
|
19514 |
melkkannetje |
melkkannetje:
mèlekkenneke (Q193p Gronsveld),
mèllekkenneke (Q193p Gronsveld)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34129 |
melkkoe |
melktype:
mɛlǝktip (Q193p Gronsveld)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mɛlǝk√çpīgǝl (Q193p Gronsveld)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
męlǝkštōl (Q193p Gronsveld)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
mèllektan (Q193p Gronsveld)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
zij:
zęi̯ (Q193p Gronsveld)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
33554 |
meloen |
meloen:
ideosyncr.
meloen (Q193p Gronsveld)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)]
I-7
|
32051 |
menageren |
speleren:
špēlērǝ (Q193p Gronsveld)
|
De pen en het gat bij een pen-en-gatverbinding smaller maken. Het menageren wordt onder meer gedaan om een sterkere verbinding te krijgen. [N 54, 62a; monogr.]
II-12
|
19137 |
menen |
menen:
mejne (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
menen || van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|