32892 |
metalen tongetjes |
bramen:
brǭmǝ(n) (Q193p Gronsveld)
|
De onregelmatigheden aan de snijkant van de zeis, uitstulpingen in de vorm van metalen tongetjes of lipjes, die kunnen ontstaan bij ondeskundig haren. Het lemma bevat meervouden en enkelvouden. [N 18, 90; monogr.]
I-3
|
29920 |
metselaar |
metselaar:
mętsǝlęr (Q193p Gronsveld),
steenmetser:
štęj.mętsǝr (Q193p Gronsveld
[(verouderd en vrijwel geheel verdwenen)]
)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
metselen:
mɛtsǝlǝ (Q193p Gronsveld)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
29942 |
metselkoord |
koord:
kǭrt (Q193p Gronsveld)
|
Het koord dat men spant om daarlangs te metselen. Aan beide uiteinden kunnen twee priemen bevestigd zijn waarmee het koord in de voegen van het metselwerk wordt vastgezet. Zie ook het lemma 'priemen'. Het woordtype snoergerust (Q 121) was een benaming voor het metselkoord met toebehoren. Zie ook afb. 4. [N 30, 14a; monogr.]
II-9
|
29996 |
metselzand |
boszand:
bǫs˲zant (Q193p Gronsveld),
fommelzand:
fumǝlzant (Q193p Gronsveld),
maaszand:
maaszand (Q193p Gronsveld),
schelpenzand:
šɛlǝpǝzant (Q193p Gronsveld),
scherpe zand:
šɛrǝpǝ zant (Q193p Gronsveld)
|
Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.]
II-9
|
20513 |
metworst |
braadworst:
braotwoësj (Q193p Gronsveld)
|
metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19757 |
meubelstuk, meubel |
meubel:
muübel (Q193p Gronsveld)
|
meubelstuk
III-2-1
|
21585 |
mevrouw |
madam (<fr.):
(is verouderd).
medam (Q193p Gronsveld),
mevrouw:
mevroûw (Q193p Gronsveld)
|
hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20123 |
miauwen |
mauwen:
Gronsveld Wb
mawwe (Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
noen:
nóón (Q193p Gronsveld),
s noens:
sjnones (Q193p Gronsveld)
|
middag [RND] || s middags
III-4-4
|