e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moeras moeras: muras (Gronsveld) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moestuinx moostem: mōstəm (Gronsveld, ... ) [DC 03 (1934)] [DC 40 (1965)] [N 05A (1964)] I-7
moeten moeten: môtte (Gronsveld) moeten III-1-4
moezen in prats koken: ien pratsj gekoëke (Gronsveld) moes worden; Hoe noemt U: Tot moes koken (moezen) [N 80 (1980)] III-2-3
mof mof: mōf (Gronsveld), môf (Gronsveld) gewatteerde koker voor de handen || mof, koker van bont waarin met beide handen steekt [mof, moef, sjtoek] [N 23 (1964)] III-1-3
mogelijk mogelijk: mëugelik (Gronsveld) mogelijk III-1-4
mogen mogen: maoge (Gronsveld) mogen III-1-4
mok mok: mūk (Gronsveld) Eczeem of huidontsteking in de kootholte van het paard. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen natte en droge mok. De ontsteking ontstaat veelal door inwerking van vocht, het langdurig lopen op modderwegen en het staan op vuil en nat strooisel. Eerst ontstaan huidzwellingen, later zweertjes waaruit vocht komt dat tot korsten opdroogt of etterachtig wordt. De ziekte kan van langdurige aard zijn en tot kreupelheid leiden. [A 48A, 15; N 8, 90d, 90e en 90k; N 52, 32a; monogr.] I-9
moker vuisthamer: vūšhǭ.mǝr (Gronsveld) Zware, vierkante ijzeren hamer met zeer korte steel voor het slopen van metselwerk. Zie ook afb. 12. Vgl. voor het eerste lid van het woordtype 'brokkeljonhamer' ook het Franse 'briquaillons' en het Waalse 'bricayons' ('steenpuin'). [N 30, 18b; N 30, 18a; monogr.] II-9
mokken een lip trekken: n lup trēkke (Gronsveld), een pannetje maken: e penneke mäoke (Gronsveld), grijnen: greine (Gronsveld), cf. WNT V kol. 723 s.v. "grijnen - grienen"3.  gryne (Gronsveld), kniezen: knynze (Gronsveld), knyze (Gronsveld), knoteren: knoëtere (Gronsveld), cf. Schuermans p. 267 s.v. "knoteren  knoëtere (Gronsveld), monken: moonke (Gronsveld, ... ), protten: protte (Gronsveld), cf. Schuermans p. 511 s.v. "protten"= pruilen  protte (Gronsveld), pruttelen: pruütele (Gronsveld) misnoegd en wrevelig zijn, maar dat niet ronduit zeggen [tornen, mokken, grimmen, pratten, pruilen, grijzen] [N 85 (1981)] || mokken || pruilen || pruilen [pratte, nen troesmond zette, lippe] [N 10a (1961)] III-1-4