17663 |
muis van de hand |
muis:
mōēs (Q193p Gronsveld)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20774 |
muisjes |
muizenkeuteltjes:
moûzekuütelkes (Q193p Gronsveld)
|
muisjes (broodbeleg)
III-2-3
|
20122 |
muizen |
muizen:
Gronsveld Wb
moûze (Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt u jacht maken op muizen, gezegd van de kat (muizen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
33687 |
mulle grond |
mul:
møl (Q193p Gronsveld)
|
Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.]
I-8
|
34392 |
muntig schaap |
leeg schaap:
(mv)
leǝx šø̜p (Q193p Gronsveld)
|
Schaap dat eenmaal gelamd heeft en dan onvruchtbaar blijft. [N 19, 66]
I-12
|
34069 |
muntige koe |
overloper:
ȳvǝrløi̯pǝr (Q193p Gronsveld)
|
Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28]
I-11
|
18418 |
muts: algemeen |
klots:
klôts (Q193p Gronsveld),
muts:
möts (Q193p Gronsveld),
məts (Q193p Gronsveld)
|
bep. hoofddeksel, zonder rand || muts || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33627 |
mutsaard, houtmijt |
mijt:
miet (Q193p Gronsveld),
schansenmijt:
sjaansemiet (Q193p Gronsveld)
|
houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)]
I-7
|
30091 |
muur |
muur:
mū.r (Q193p Gronsveld),
mūr (Q193p Gronsveld)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
24506 |
muurbloem |
muurbloem:
-
moerblom (Q193p Gronsveld)
|
muurbloem [DC 17 (1949)]
III-4-3
|