19540 |
berkenbezem |
bezem:
bessem (Q193p Gronsveld)
|
bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18060 |
beroerte |
beslag:
besjläog (Q193p Gronsveld)
|
Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, aantok, slag). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
26051 |
berrie |
berrie:
bi̯ęrę (Q193p Gronsveld),
boom:
(mv)
bø̜i̯m (Q193p Gronsveld)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
besjömmeld (Q193p Gronsveld)
|
beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20540 |
beschimmelen |
beschimmelen:
besjömmele (Q193p Gronsveld)
|
beschimmelen
III-2-3
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
besjuút (Q193p Gronsveld)
|
beschuit
III-2-3
|
20416 |
beschuit met muisjes |
suikerbeschuit:
sôkkerbesjuút (Q193p Gronsveld),
suikerbeschuiten:
sōkkerbesjuute (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
beschuit (met muisjes) || Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)]
III-2-2, III-2-3
|
25631 |
beschuitdeeg |
beschuitdeeg:
bǝšȳtdęx (Q193p Gronsveld),
beschuitedeeg:
bǝšȳtǝndęx (Q193p Gronsveld)
|
[N 29, 58]
II-1
|
25633 |
beschuitdoppen |
bakplaten:
bakplǭǝtǝ (Q193p Gronsveld),
doppen:
dø̜b (Q193p Gronsveld)
|
De vormen die bij het opbollen van beschuitdeeg gebruikt worden. [N 29, 59b; N 29, 59a]
II-1
|
25630 |
beschuitgelei |
beschuitsgelei:
bešøjtsžalęj (Q193p Gronsveld)
|
Honingzoet, ingrediënt voor de bereiding van beschuit" (z. Van Dale 9de druk blz. 235), is beschuitgelei. Vraag N 29, 57c luidde: "Welke andere stoffen worden aan het meel toegevoegd?" Op deze vraag kwamen allerlei verschillende antwoorden die tevens op verchillende stoffen of producten duidden. Een aantal opgaven betekent "beschuitgelei". Hiervan is een apart lemma gemaakt, waarin ook zijn opgenomen de "zeep"-opgaven. Heel waarschijnlijk is de "zeep" een ingrediënt van de gelei. Dus moet men de "zeep"-opgaven niet synoniem beschouwen met de "gelei"-opgaven. De antwoorden die vallen onder de woordtypen "vet", "vetstoffen", "boter", "zetmeel", "stroop", "blanke stroop", "honing", "glucose", "suiker", "bastaardsuiker", "Barbados-suiker", "zout", "eieren", "wit van ei", "eiwit", "eende-eieren", "gist", "natte gist'''', "heffe", "potas", zijn niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteraard kunnen al deze genoemde stoffen ingrediënten zijn voor het bereiden van beschuit.' [N 29, 57c]
II-1
|