20842 |
peper |
peper:
péëper (Q193p Gronsveld),
pëper (Q193p Gronsveld)
|
peper [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
20781 |
peperkoek |
peperkoekenmannetje:
pëperkokemenneke (Q193p Gronsveld)
|
peperkoek (figuurtje van -)
III-2-3
|
20844 |
pepermunt |
menta:
ménta (Q193p Gronsveld)
|
pepermunt
III-2-3
|
20972 |
pepernoot |
pepernoot:
pëpernoët (Q193p Gronsveld)
|
pepernoot
III-2-3
|
22446 |
periode van de ijsheiligen |
ijsheiligen:
ieshellige (Q193p Gronsveld)
|
De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17911 |
persen |
werken:
wɛrǝkǝ (Q193p Gronsveld)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
hypocriet:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
iépekriép (Q193p Gronsveld)
|
een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33566 |
perzik |
pche-je:
kleine soort
pèske (Q193p Gronsveld)
|
perzik, soort
I-7
|
22556 |
pesten (kaartspel) |
pesten:
peste (Q193p Gronsveld)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19139 |
pesterij |
temptatie:
temtäosie (Q193p Gronsveld)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|