19869 |
schuurmiddel |
zand:
a en b niet gebr. Vroeger bezigde men hiervoor mergel gedrenkt in azijn
zānt (Q193p Gronsveld)
|
schuurmiddel om metaal glanzend te maken - zand [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
30685 |
schuurpapier |
schuurpapier:
šōrpǝpīr (Q193p Gronsveld),
zandpapier:
zāntpǝpēr (Q193p Gronsveld
[(vero)]
)
|
Stevig papier waarop korrels schurend materiaal, bijvoorbeeld gemalen glas, zand, amaril of carborundum zijn aangebracht. Zie ook het lemma ɛschuurpapierɛ in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in WLD ii.9, pag. 205.' [N 53, 148a; monogr.] || Stug papier dat aan één zijde met glaspoeder of amaril beplakt is en gebruikt wordt voor het gladschuren van hout. Men onderscheidt bij schuurpapier verschillende korreldiktes. [N 67, 60a; L 42, 44; monogr.]
II-12, II-9
|
33416 |
schuurpoort |
poort:
[poort] (Q193p Gronsveld),
schuurpoort:
šø̄rpūrt (Q193p Gronsveld),
šø̄ǝrpōrt (Q193p Gronsveld)
|
De grote dubbele deur die toegang geeft tot de schuur en de mogelijkheid biedt met de oogstwagens tot op de dorsvloer te rijden. Meervoudige opgaven benoemen de beide poortvleugels. Voor de behandeling van de namen van de poortvleugels en van het sluitwerk van de poort zie de paragraaf over de grote toegangspoort van de boerderij, par. 4.1. Zie ook het lemma "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en, voor de benaming dendeurtje, ook het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.12). Vergelijk ook de betekeniskaart van poort "schuurpoort" en "hek" in de aflevering over de landerijen (I.8). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 12 bij het lemma "schuur" (3.1.1). [N 5A, 51a; N 4, 37; JG 1a en 1b; A 10, 7b; Gwn 4, 10; monogr.]
I-6
|
19369 |
schuurtje |
schopje:
sjöpke (Q193p Gronsveld),
schuurtje:
sjeurke (Q193p Gronsveld)
|
Een eenvoudig gebouwtje achter het woonhuis dat tot bergplaats van gereedschappen of iets dergelijks dient (kot, schop, schuurtje, stal) [N 79 (1979)] || schuurtje [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
19063 |
schuw |
schuw:
Gronsveld Wb
sjoéw (Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34522 |
seksen |
scheiden:
šęi̯ǝ (Q193p Gronsveld)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
selderij:
sêldery (Q193p Gronsveld),
ideosyncr.
seldrij (Q193p Gronsveld)
|
selderij || Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
19778 |
sering |
meibloem:
mèiblom (Q193p Gronsveld),
mèijblom (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
-
meiblom (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
n bo¨sselke ---
mèiblomme (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld,
Q193p Gronsveld)
|
[DC 17 (1949)]sering [DC 17 (1949)]
I-7, III-2-1, III-4-3
|
19401 |
servies |
servies:
serviés (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
serviës (Q193p Gronsveld),
aardewerk en porselein
servies (Q193p Gronsveld)
|
aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] || Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)] || servies || serviesgoed
III-2-1
|
19385 |
sierkleedje, antimakassar |
spreitje:
sjprejke (Q193p Gronsveld),
sprejke (Q193p Gronsveld)
|
Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] || gehaakt of borduurd kleedje
III-2-1
|