25138 |
stuifsneeuw |
fijne sneeuw:
fijne sjnie (Q193p Gronsveld),
stubsneeuw:
sjtöpsjnie (Q193p Gronsveld)
|
fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24598 |
stuifzwam |
veest:
veroud.
viéste (Q193p Gronsveld),
wolvenveest:
woûveviës (Q193p Gronsveld)
|
bovist, reuzenbovist || stuifzwammen
III-4-3
|
22362 |
stuiken |
putjescharren:
pøͅtsjə sjarə (Q193p Gronsveld),
stuiken:
sjtokke (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
sjtôkke (Q193p Gronsveld)
|
3. Bep. knikkerspel. || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Knikkers in een kuiltje gooien [stoeken, stuiten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18061 |
stuipen |
stuipen:
sjtupe (Q193p Gronsveld),
stuipjes:
sjtuupkes hebbe (Q193p Gronsveld)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (spinneweven, spinnevoeten, stuiptrekken, in de gaven liggen). [N 84 (1981)] || stuipen: Plotselinge spiersamentrekkingen, vaak samen met bewustloosheid; stuipen (stuipen, gaven, convulsies). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17642 |
stuitbeen |
staartschroef:
sjtartsjrouf (Q193p Gronsveld)
|
stuitbeen [gatschenk, stietje, startschroef] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stubben:
sjtübbe (Q193p Gronsveld),
⁄t sjtöp (Q193p Gronsveld)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21377 |
stuiver |
gasknab:
Vero.
gaasknap (Q193p Gronsveld),
knabje van vijf:
Opm. neen, geen verschil.
e knepke vaan vijf (Q193p Gronsveld),
stuiver:
Opm. neen, geen verschil.
e’ne sjtuiver (Q193p Gronsveld)
|
Munt ter waarde van 2 1/2 cent. || stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21630 |
stuiver (belg.) |
stuiver:
sjtuiver (Q193p Gronsveld)
|
Betekenis en uitspraak van: stuiver? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33643 |
stuk grond |
lap:
lap (Q193p Gronsveld),
stuk:
štø̜k (Q193p Gronsveld)
|
Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.]
I-8
|
33712 |
stuk onontgonnen grond |
braakgrond:
brǭkgrōnt (Q193p Gronsveld)
|
Een stuk woeste grond, nog niet ontgonnen hei, veen of moeras. [N 27, 4a; N 11, 6; N 11A, 112; ALE 254]
I-8
|