34169 |
uitgeteld zijn |
aan (de) tijd zijn:
(de koe is) ǭn tīt (Q193p Gronsveld)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
17854 |
uitglijden |
uitschampen:
oetsjaampe (Q193p Gronsveld)
|
uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21386 |
uithoren |
uitvissen:
oétvêsje (Q193p Gronsveld)
|
door vragen van iemand proberen te weten te komen wat hij voelt, uithoren [horken, funteren, tintelen, uithoren, uithorken] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21786 |
uitleg |
uitleg:
oétlek (Q193p Gronsveld)
|
het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21391 |
uitleggen |
uitleggen:
oétlegke (Q193p Gronsveld),
verduitsen:
verdutse (Q193p Gronsveld)
|
duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
22773 |
uitmaken wie mag beginnen |
kavelen:
käovele (Q193p Gronsveld),
uitbellen:
Pot, ich bel oét en dich bis droét.
oétbelle (Q193p Gronsveld)
|
1. Bij kinderspel: door middel van een versje uit een groep verwijderen. || 1. Vaststellen wie bij het spel het eerst kan beginnen.
III-3-2
|
18311 |
uitneembaar frontje |
front:
froont (Q193p Gronsveld)
|
herenkledingstuk, los gesteven linnen borststuk onder de opening van het vest gedragen, met of zonder halsboord
III-1-3
|
21452 |
uitnodigen |
noden:
nuje (Q193p Gronsveld)
|
iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
34187 |
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri |
met de baarmoeder uit:
mɛt dǝ bārmudǝr ūt (Q193p Gronsveld)
|
Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.]
I-11
|
23122 |
uitroep bij knikkerspel |
bied-al:
Deze hield in dat aan de tegenstander alles verboden was dat hem een betere positie zou kunnen verschaffen. Vero.
bee-aal (Q193p Gronsveld),
bied-uit:
Deze hield in dat de tegenstander zich niet mocht verplaatsen teneinde een betere positie in te gaan nemen. Vero.
bee-oét (Q193p Gronsveld)
|
Uitroep tijdens het knikkeren.
III-3-2
|