34574 |
wiel |
rad:
rǭt (Q193p Gronsveld),
meervoud
rǭi̯ǝr (Q193p Gronsveld)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
31573 |
wielband |
karband:
kārbānt (Q193p Gronsveld),
reep:
re̜jp (Q193p Gronsveld)
|
De ijzeren hoepel die door de smid om de houten velg van een kar of wagen wordt gelegd. Zie ook afb. 209a. [N G, 46a; N 17, 67; A 42, 17; JG 1a; JG 1b; L 20, 20c; A 4, 20c; N 33, 8 add.; monogr.; Vld.; div.]
II-11
|
32813 |
wielen van de cultivator |
achterrader:
ātǝr[rader] (Q193p Gronsveld),
rader:
rǫǝi̯ǝr (Q193p Gronsveld),
rol:
rǫl (Q193p Gronsveld),
rolletje:
rø̜lkǝ (Q193p Gronsveld),
voorrad:
vø̜̄rrǫǝt (Q193p Gronsveld),
voorrader:
vø̜̄r[rader] (Q193p Gronsveld)
|
De wielcultivator, die van achteren steeds twee wielen heeft, wordt van voren ondersteund door een klein zwenkwiel ofwel - en dan betreft het meestal een zwaarder model - door een tweewielig voorstel. [N 11, 78a add.; N 11IA, 151; monogr.]
I-2
|
32669 |
wielen van de voorploeg |
rader:
rǫǝi̯ǝr (Q193p Gronsveld)
|
[N 11, 31.II.b add.; monogr.]
I-1
|
22412 |
wielerwedstrijd |
koers:
koers (Q193p Gronsveld)
|
Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24276 |
wielewaal |
goudmerel:
goudmaelie (Q193p Gronsveld),
goudmèlie (Q193p Gronsveld),
goüdmëlie (Q193p Gronsveld)
|
Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)] || wielewaal || wielewaal (24 schuwe zomervogel in boomkruinen; man prachtig geelzwart, prachtig gevlochten nest; opvallende roep [duu-de-luo] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18152 |
wijdbeens lopen |
schravelen:
sjroavele (Q193p Gronsveld)
|
lopen: met de benen ver uiteen lopen [kooje, met een wijde kooi loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
caban (fr.):
kebao (Q193p Gronsveld),
cape (eng.):
keep (Q193p Gronsveld)
|
regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)] || wijde regenmantel zonder mouwen
III-1-3
|
20852 |
wijn |
wijn:
wién (Q193p Gronsveld),
wīēn (Q193p Gronsveld)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
33524 |
wijnstok, wingerd |
druif:
droûf (Q193p Gronsveld),
wijndruif:
wiéndroof (Q193p Gronsveld),
wijndruivenstruik:
ideosyncr.
wiéndrovesjtroék (Q193p Gronsveld)
|
De klimplant met handvormige bladeren en groenwitte bloempjes de de wijndruif levert (wijnrank, wingerd, wijger, vijger, wijgert, driveger), [N 82 (1981)] || druif
I-7
|