| 33101 |
zang, bussel gelezen aren |
zang:
zaŋ (Q193p Gronsveld)
|
De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
| 34468 |
zanghaantje |
kraaihaantje:
krihø̜̄nǝkǝ (Q193p Gronsveld)
|
Haantje van een speciaal ras, dat veel kraait en in prijskampen uitkomt. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
| 24283 |
zanglijster, lijster |
lijster:
liester (Q193p Gronsveld),
liéster (Q193p Gronsveld)
|
lijster || zanglijster (22,5 bekend; gelige, gestippelde borst en buik; broedt in grote parken en bossen; ook trekvogel; nest is van binnen glad en bruin; roep [tsp]; luide roepende zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
| 21403 |
zaniken, zeuren |
zaniken:
zanike (Q193p Gronsveld),
zeveren:
zeivere (Q193p Gronsveld),
zèivere (Q193p Gronsveld)
|
langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
| 24938 |
zavel, lichte klei |
zavel:
zäovel (Q193p Gronsveld)
|
zand met klei, beekbezinking [zavel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 20164 |
zedelijk slecht meisje |
fluit:
fluet (Q193p Gronsveld)
|
een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
| 18972 |
zedig |
fatsoenlijk:
fetsoenelik (Q193p Gronsveld)
|
zich strikt houdend binnen de grenzen van het zedelijk geoorloofde [stil, zedig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 19560 |
zeef |
zeef:
zieef (Q193p Gronsveld),
zief (Q193p Gronsveld),
zèèf (Q193p Gronsveld)
|
zeef in het algemeen [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 24400 |
zeelt |
louw:
loûw (Q193p Gronsveld)
|
zeelt (vis)
III-4-2
|
| 19472 |
zeemlap |
leren lap:
lēͅrə lap (Q193p Gronsveld),
lère lap (Q193p Gronsveld)
|
zeemleer || zeemleren voorwerp waarmee de ruiten worden afgedroogd [DC 15 (1947)]
III-2-1
|