id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33101 | zang, bussel gelezen aren | zang: zaŋ (Gronsveld) | De bussel die de arenlezers bijeenbrengen. Vergelijk het lemma ''bussel geharkte aren'' (5.2.3). In het westen van de Kempen wordt opgemerkt dat dergelijke zangen vooral bij het lezen van hennep worden gemaakt. In het Noord-Truierlands worden de zangen niet gebonden, maar los verzameld. Godsschel, naar Jongeneel 1884, is een metafoor naar de vorm van de altaarbel. [N 15, 36; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4 |
34468 | zanghaantje | kraaihaantje: krihø̜̄nǝkǝ (Gronsveld) | Haantje van een speciaal ras, dat veel kraait en in prijskampen uitkomt. [JG 1a, 1b; monogr.] I-12 |
24283 | zanglijster, lijster | lijster: liester (Gronsveld), liéster (Gronsveld) | lijster || zanglijster (22,5 bekend; gelige, gestippelde borst en buik; broedt in grote parken en bossen; ook trekvogel; nest is van binnen glad en bruin; roep [tsp]; luide roepende zang [N 09 (1961)] III-4-1 |
21403 | zaniken, zeuren | zaniken: zanike (Gronsveld), zeveren: zeivere (Gronsveld), zèivere (Gronsveld) | langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] III-3-1 |
24938 | zavel, lichte klei | zavel: zäovel (Gronsveld) | zand met klei, beekbezinking [zavel] [N 81 (1980)] III-4-4 |
20164 | zedelijk slecht meisje | fluit: fluet (Gronsveld) | een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)] III-2-2 |
18972 | zedig | fatsoenlijk: fetsoenelik (Gronsveld) | zich strikt houdend binnen de grenzen van het zedelijk geoorloofde [stil, zedig] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19560 | zeef | zeef: zieef (Gronsveld), zief (Gronsveld), zèèf (Gronsveld) | zeef in het algemeen [N 20 (zj)] III-2-1 |
24400 | zeelt | louw: loûw (Gronsveld) | zeelt (vis) III-4-2 |
19472 | zeemlap | leren lap: lēͅrə lap (Gronsveld), lère lap (Gronsveld) | zeemleer || zeemleren voorwerp waarmee de ruiten worden afgedroogd [DC 15 (1947)] III-2-1 |