27824 |
zijwand |
schot:
šǫt (Q193p Gronsveld)
|
Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.]
I-13
|
26006 |
zijwanden |
bijplanken:
biplāŋkǝ (Q193p Gronsveld)
|
Zijkanten van de platte kruiwagen. De meer algemene benamingen zijn terug te vinden onder het lemma zijwand. Het woordtype ruls staat voor een bijzondere soort zijkant, die niet uit planken bestaat, maar uit latjes en die voornamelijk dient voor het vervoer van takken, bladeren en dergelijke. Zie ook het lemma rulskar. [N 18, 98a + add; N G, 53c; JG 2b; monogr.]
I-13
|
21625 |
zilveren één frank |
frank:
ene frang (Q193p Gronsveld)
|
1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18816 |
zin (lust) |
aard:
äord (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
ambitie:
ambiésie (Q193p Gronsveld),
zin:
zeen (Q193p Gronsveld)
|
het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)] || lust, aardigheid
III-1-4
|
20166 |
zindelijk |
droog:
druug (Q193p Gronsveld),
zuiver:
zuver (Q193p Gronsveld)
|
zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22771 |
zingen |
fluiten:
fluete (Q193p Gronsveld),
rollen:
rolle (Q193p Gronsveld),
zingen:
zijnge (Q193p Gronsveld),
zynge (Q193p Gronsveld)
|
het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] || Zingen.
III-3-2, III-4-1
|
19680 |
zitbank |
bank:
baank (Q193p Gronsveld)
|
bank
III-2-1
|
19799 |
zitting |
zit:
zit (Q193p Gronsveld)
|
zitting van een stoel
III-2-1
|
18198 |
zitvlak van een broek |
bodem:
boëjem (Q193p Gronsveld),
broekenbodem:
brokeboëjem (Q193p Gronsveld),
kruis:
kruus (Q193p Gronsveld)
|
achterste gedeelte van de broek || achterste gedeelte van de broek tussen taille en kruis || zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20828 |
zoethout |
zoethout:
zeuthoüt (Q193p Gronsveld)
|
zoethout
III-2-3
|