34080 |
brede tanden |
alle tanden:
alǝ tan (Q193p Gronsveld)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
24475 |
brem |
ginster:
sarothamus vulg.
geenster (Q193p Gronsveld)
|
brem
III-4-3
|
18392 |
bretel |
help:
hellepe (Q193p Gronsveld),
héllep (Q193p Gronsveld)
|
bretel || bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21250 |
brief |
brief:
bre.f (Q193p Gronsveld)
|
brief [RND]
III-3-1
|
33840 |
briesen |
pruisen:
prūšǝ (Q193p Gronsveld)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
34600 |
bril |
bred:
brēǝt (Q193p Gronsveld),
bril:
brēl (Q193p Gronsveld)
|
Verzwaard, dwars sluithout waardoor de vregelpaal gestoken werd. De vregelpaal is een boom die overlangs in de bak van de hoogkar ligt en die, samen met de vregelstok en het bindtouw, gebruikt wordt om het hooi vast te zetten (voor meer uitleg zie WLD I.3, onder de lemmata touw om het hooi vast te sjorren, vregelpaal en vregelstok). Zoals op de kaart duidelijk blijkt, is dit systeem vooral in gebruik in de streken met de meest vruchtbare grond, m.n. in het Maasland en in het zuidoosten van Haspengouw. [N 17, 14b; JG 1b; JG 2c]
I-13
|
19245 |
broeden |
bedenken:
bedeenke (Q193p Gronsveld),
uitprakkiseren:
oétprakkezere (Q193p Gronsveld)
|
ontwerpen, uitdenken, gezegd van bijv. een plan, een aanslag [beramen, braaien, broeden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brø̄i̯ǝ (Q193p Gronsveld),
uitbroeden:
ūtbrø̄i̯ǝ (Q193p Gronsveld)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
klok:
klok (Q193p Gronsveld),
klōk (Q193p Gronsveld)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
24133 |
broedsel |
nest:
nês (Q193p Gronsveld)
|
nest jonge vogels, worp
III-4-1
|