19568 |
carbidlamp |
carbidlamp:
carbidlaamp (Q193p Gronsveld)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32161 |
carbolineum |
carbolineum:
karbǝlǝnējøm (Q193p Gronsveld)
|
Donkerbruine vloeistof, afkomstig van koolteer, waarmee houtwerk wordt geschilderd om het tegen verrotting te beschermen. Carbolineum opbrengen werd in Gronsveld (Q 193) carbolineumen (karbǝlǝnējǝmǝ) genoemd en in Bilzen (Q 83) carbonellen (kárbǫnelǝ). [N 56, 56; monogr.]
II-12
|
18067 |
cariës |
tandwolf:
taandwoüf (Q193p Gronsveld)
|
Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22828 |
carnaval |
carnaval:
karneval (Q193p Gronsveld)
|
Carnaval, vastenavond.
III-3-2
|
22439 |
carnavalsoptocht |
cavalcade (fr.):
kavvelkaat (Q193p Gronsveld),
Vero. Ién 1904 hebbe ze ién Groéselt n groete - gehawe mêt oonder aandere De Panneleppers.
kavvelkaat (Q193p Gronsveld),
optocht:
optoch (Q193p Gronsveld)
|
Carnavalsoptocht. || De optocht met carnaval [cavalcade]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33749 |
castreren |
knippen:
knepǝ (Q193p Gronsveld),
snijden:
snīǝ (Q193p Gronsveld),
šnīi̯ǝ (Q193p Gronsveld)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || In dit lemma worden twee manieren van castreren onderscheiden: A. onvruchtbaar maken door de teelballen weg te nemen, weg te snijden of te kwetsen, en B. onvruchtbaar maken door de teelballen af te binden of af te knijpen.. [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11, I-9
|
29989 |
cement |
cement-poeder:
sǝmɛntpōjǝr (Q193p Gronsveld)
|
Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.]
II-9
|
29999 |
cementmortel |
cementspijs:
sǝmɛnt[spijs] (Q193p Gronsveld)
|
Mortel, bestaande uit cement en zand. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(mortel)', '-(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37e; monogr.]
II-9
|
21451 |
cent |
cent:
seènt (Q193p Gronsveld)
|
cent, een ~ [ook oudere woorden als sans?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31315 |
centerpons |
körner:
kø̜ndǝr (Q193p Gronsveld)
|
Stalen stift met kegelvormige punt die dient om een uitholling in plaatmateriaal aan te brengen. De centerpons wordt vooral gebruikt om het middelpunt van een te boren gat aan te tekenen. Zie ook afb. 52. [N 33, 262; monogr.]
II-11
|