18685 |
dunne sjaal |
dunne sjerp:
dun sjerp (Q193p Gronsveld)
|
sjaal, dunne ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18332 |
dunne zijden dameskous |
fil d`cosse (fr.):
Van Dale: fil décosse (Fr.), glanzend tweedraads katoengaren, glansgaren.
fieldekos (Q193p Gronsveld)
|
kousen gemaakt van fil dEcosse (= glanzend tweedraads katoengaren)
III-1-3
|
19311 |
durfal |
corveer:
kevejjer (Q193p Gronsveld)
|
durfal
III-1-4
|
19310 |
durven |
durven:
durve (Q193p Gronsveld),
dörve (Q193p Gronsveld),
nergens bang voor hebben:
nuurges bang vuur hebbe (Q193p Gronsveld)
|
durven || durven (geen context) [DC 37 (1964)] || heel veel durf hebbend [frank, boud, stout] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17837 |
dutje |
hazenslaap:
haozesjlaop (Q193p Gronsveld)
|
Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21418 |
duur |
duur:
deur (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
duur: Dit grote huis wordt me te -, ik ga kleiner wonen [DC 35 (1963)] || veel kostend, hoog van prijs [duur, dier, duurkopig, duurzaam, durabel, prijzig] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
dèùüjə (Q193p Gronsveld)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
32912 |
dwarsbalk van de hooihark |
balk:
bālǝk (Q193p Gronsveld)
|
De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b]
I-3
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
balkjes:
bɛ̄lǝkskǝs (Q193p Gronsveld)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
contraire (fr.) zijn:
kontrèr zién (Q193p Gronsveld)
|
dwars (- liggen)
III-1-4
|