21200 |
rit |
rijtoer:
rietoer (L249p Grubbenvorst)
|
rit [SGV (1914)]
III-3-1
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsele (L249p Grubbenvorst)
|
ritselen [SGV (1914)]
III-4-4
|
18058 |
rochelen |
rochelen:
rŏŏchele (L249p Grubbenvorst)
|
rochelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
33478 |
rode aalbes |
miemer:
miemer (L249p Grubbenvorst)
|
aalbes [SGV (1914)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
kroot:
krūǝt (L249p Grubbenvorst),
rode biet:
rui̯ bit (L249p Grubbenvorst)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20886 |
rode bieten |
rode kroten:
roei bietjes (L249p Grubbenvorst)
|
rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)]
III-2-3
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
kwak, kwak, kwak:
kwak, kwak, kwak (L249p Grubbenvorst)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
21362 |
roepen |
roepen:
ik roep ; ik roop
roope (L249p Grubbenvorst)
|
roepen [SGV (1914)]
III-3-1
|
24236 |
roerdomp |
kuilder:
kuulder (L249p Grubbenvorst)
|
roerdomp [SGV (1914)]
III-4-1
|
20819 |
roeren |
roeren:
reure (L249p Grubbenvorst)
|
roeren [DC 47 (1972)]
III-2-3
|