24349 |
runderhorzellarve |
teek:
teek of horzel (sic) (L249p Grubbenvorst)
|
larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)]
III-4-2
|
24371 |
rups |
rups:
roeps (L249p Grubbenvorst),
roĕps (L249p Grubbenvorst),
rŏĕps (L249p Grubbenvorst)
|
rups [SGV (1914)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
17832 |
rusten |
rusten:
röste (L249p Grubbenvorst)
|
rusten [SGV (1914)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
rŏŏw (L249p Grubbenvorst)
|
ruw [SGV (1914)]
III-3-1
|
25042 |
ruw, ruig |
ruw:
rouw (L249p Grubbenvorst),
rŏŏw (L249p Grubbenvorst)
|
ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)]
III-4-4
|
29731 |
ruwe stenen |
zonnebakken stenen:
zonǝbakǝ stęjn (L249p Grubbenvorst)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|
23321 |
sacristie |
gerfkamer:
gerfkamer (L249p Grubbenvorst)
|
gerfkamer [SGV (1914)]
III-3-3
|
21105 |
salie |
salie:
salie (L249p Grubbenvorst)
|
Hoe noemt men bij u de afgebeelde plant? Het is een heesterachtige plant van ca. 60 cm hoog met tamelijk lange, wat kreukelige bladeren met gekartelde randen. Zij staan tegenover elkaar en zijn grijsgroen van kleur. De bloempjes zijn blauw-wit (soms ook r [DC 49 (1974)]
III-2-3
|
21028 |
saus |
saus:
sòws (L249p Grubbenvorst)
|
saus [RND]
III-2-3
|
23230 |
scapulier |
scapulier:
skabbelier (L249p Grubbenvorst)
|
Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)]
III-3-3
|