22853 |
schutters |
schutters:
schötters (L249p Grubbenvorst)
|
schutters (mv.) [SGV (1914)]
III-3-2
|
19935 |
schuur |
schuur:
sxø̄r (L249p Grubbenvorst)
|
Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c]
I-6
|
19778 |
sering |
kruidnagel:
kroetnêgel (L249p Grubbenvorst, ...
L249p Grubbenvorst)
|
[SGV (1914)]sering [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
17752 |
sik |
sik:
sik (L249p Grubbenvorst)
|
Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.]
I-12
|
28694 |
sikkel |
(het/de) kromme:
krom (L249p Grubbenvorst)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelesien:
appele sien (L249p Grubbenvorst),
appelsien:
appelsien (L249p Grubbenvorst)
|
sinaasappel [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
19065 |
sip (kijken) |
pips kijken:
pips kieke (L249p Grubbenvorst)
|
sip kijken [SGV (1914)]
III-1-4
|
17870 |
slaan |
houwen:
houw um dien oere (L249p Grubbenvorst),
Frequenter gebruikt.
houwə (L249p Grubbenvorst),
slaan:
bont ɛn gəslāgə (L249p Grubbenvorst),
slaon um dien oëre (L249p Grubbenvorst),
sloan (L249p Grubbenvorst, ...
L249p Grubbenvorst)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)]
III-1-2
|
24818 |
slaapbol |
klaproos:
klaproêzen (L249p Grubbenvorst),
kleapreoes of klapreōēs (L249p Grubbenvorst)
|
Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)]
III-4-3
|
33390 |
slaapplaats van de knecht bij het vee |
paardsknechtshuisje:
pɛrtsknɛxtshyskǝ (L249p Grubbenvorst)
|
De ruimte in de paarde- of, zij het minder gebruikelijk, koestal waar de knecht slaapt. Een aantal benamingen betreffen meer het bed van de knecht dan de ruimte waar dat bed staat. Enkele benamingen verwijzen naar een hoger gelegen ruimte of naar de zolder boven de paarde- of koestal waar de knecht dan slaapt. [N 5A, 13b, 34e, en 59f; A 7, 32; R 3, 59; monogr.]
I-6
|