e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sliepuit sliep, sliep, sliepuit: sliep, sliep, sliep oe‧t (Grubbenvorst) uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)] III-3-2
slim slim: slum (Grubbenvorst) schrander [SGV (1914)] III-1-4
slobkous slobberd: slŏŏbbert (Grubbenvorst), slobkous: slŏŏbkous (Grubbenvorst) slobkous [SGV (1914)] III-1-3
slons (slodder?) slons: slŏŏns (Grubbenvorst) slons [SGV (1914)] III-1-4
slot slot: slǭt (Grubbenvorst) Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-9
slurpen slurpen: slörpe (Grubbenvorst) slorpen [SGV (1914)] III-2-3
smachten smachten: smachte (Grubbenvorst) smachten [SGV (1914)] III-1-4
smaken smaken: het smaakte goed ; het smaakde good  smake (Grubbenvorst) smaken [SGV (1914)] III-2-3
smalen smalen: smêle (Grubbenvorst, ... ) smalen [SGV (1914)] III-1-4, III-3-1
smalle weegbree lange klaver: laŋǝ klēvǝr (Grubbenvorst) Plantago lanceolata L. Zeer algemeen voorkomend onkruid in graslanden en wegbermen, met lancetvormige, duidelijk generfde bladeren, die in een rozet vanuit de wortel groeien. Bovenaan de rechtopstaande stengel zit een donkerbruin aartje met een geel-wit pluizig kransje. De plant wordt 5 tot 40 cm hoog en bloeit van mei tot de herfst. Veel van de opgegeven benamingen zijn ook in gebruik voor de grote of brede weegbree (zie het lemma Grote Weegbree). Weegbree werd wel gebruikt om zweren te genezen (L 318b, Q 2), vandaar het type zwerenblad; de typen met rib(bel) duiden op de generfde bladeren. Bij lange klaver in L 249: "de smalbladige weegbree, waarvan het zaad dikwijls in het klaverzaad voorkomt". [N 37, 16b; A 46, 5; monogr.] I-5