e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spade, spitschop schup: sxøp (Grubbenvorst) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
spannen spannen: spanne (Grubbenvorst) spannen [SGV (1914)] III-1-2
spartelen spartelen: spāārtele (Grubbenvorst) spartelen [SGV (1914)] III-1-2
spatader spatader: spāātoar (Grubbenvorst) spatader [SGV (1914)] III-1-2
spatten spuiten: spuite (Grubbenvorst) spatten [SGV (1914)] III-4-4
speeksel uitspuwen spijen: speeje (Grubbenvorst), spɛiə (Grubbenvorst) (speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen [SGV (1914)] III-1-1
speelkaart kaart: eng kaeh(R)t (Grubbenvorst) kaart [GTRP (1980-1995)] III-3-2
speels, dartel speels: speulsch (Grubbenvorst) speelsch (dartel) [SGV (1914)] III-1-4
spek spek: spek (Grubbenvorst) spek [garstig~] [SGV (1914)] III-2-3
spel (alg.) spel: en spEllll (Grubbenvorst), spēūl (Grubbenvorst) spel [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)] III-3-2