e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steiger steiger: stęjgǝr (Grubbenvorst) De langs het bouwwerk opgetrokken stellage, bestaande uit houten of metalen palen en planken, waarop de metselaar staat tijdens zijn werkzaamheden. Een enkele houten steiger wordt opgebouwd uit verticaal geplaatste palen, de 'staanders', die enigszins hellend naar de muur in of op de grond geplaatst worden. Hieraan worden horizontaal met behulp van steigertouwen de 'aanbinders' gebonden. Op de aanbinders komen korte paaltjes te liggen, de 'kortelingen', die aan één eind op de aanbinder dragen en aan de andere kant in de daarvoor uitgespaarde steigergaten in de muur. Over de kortelingen worden de steigerplanken gelegd die de steigervloer vormen. Bij steigers waarvan de werkvloeren hoger dan 2,50 m boven de begane grond liggen, worden leuningen en kantplanken aangebracht. Vervolgens worden langs de buitenkant van de staanders langsschoren bevestigd. In het Standaardnederlands is het woord 'steiger' mannelijk, in een aantal plaatsen in met name Nederlands Limburg echter onzijdig. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een onzijdig genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [S 35; L B1, 172; N 32, 1a; N 32, 1c; monogr.; N 32, 2e] II-9
steil, sterk hellend steil: steil (Grubbenvorst), stik: stik (Grubbenvorst) steil [SGV (1914)] III-4-4
steken steken: stêke (Grubbenvorst) steken [SGV (1914)] III-1-2
sterven sterven: ik sterf ; ik sterf jij sterft ; døøw sturfs hij stierf ; hê støørf zij stierven ; weei støørve  sterve (Grubbenvorst) sterven [SGV (1914)] III-2-2
stiefdochter stiefdochter: stīfdochtər (Grubbenvorst), meer: stifkienk  stifdochter (Grubbenvorst), stiefkind: stifkienk (Grubbenvorst) stiefdochter [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefkinderen stiefkinder: stifkienger (Grubbenvorst) stiefkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefmoeder stiefmoeder: stifmoder (Grubbenvorst), stīfmoodər (Grubbenvorst) stiefmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefouders stiefouders: stiefelders (Grubbenvorst), stīfeldərs (Grubbenvorst) stiefouders [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefvader stiefvader: stifvader (Grubbenvorst), stīefvaadər (Grubbenvorst) stiefvader [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefzoon stiefkind: stifkienk (Grubbenvorst), stiefzoon: stīfsoon (Grubbenvorst), meer: stifkienk  stifzoon (Grubbenvorst) stiefzoon [DC 05 (1937)] III-2-2