e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stoppels stoppels: stǫpǝls (Grubbenvorst) De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.] I-4
stoten stoten: stoäte (Grubbenvorst) stoten, stuiken [SGV (1914)] III-1-2
stoven stoven: stove (Grubbenvorst) stoven (ww.) [SGV (1914)] III-2-3
straat straat: stròòt (Grubbenvorst) straat [DC 02 (1932)] III-3-1
straf geven straf geven: stroaf gêve (Grubbenvorst), straffen: straffe (Grubbenvorst), hij strafte ; hê strafde  straffe (Grubbenvorst) straf geven [SGV (1914)] || straffen [SGV (1914)] III-2-2
strafschop strafschop: strafschop (Grubbenvorst) Strafschop. [DC 49 (1974)] III-3-2
streng streen: strēn (Grubbenvorst) Een streng garen, een gewonden en veelal ineengedraaide bundel waarin garen in de handel komt. De woordtypen lood, half lood, loodje en onsje duiden op een bepaalde hoeveelheid gewicht garen. [N 62, 56c; L 7, 58; L 28, 14; Gi 1.IV, 25; MW; S 36; monogr.] II-7
streng (bn.) streng: streng (Grubbenvorst) streng (bijv. nw.) [SGV (1914)] III-1-4
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] streen: streen (Grubbenvorst) streng (garen) [SGV (1914)] III-1-3
stro stro/strouw: stroǝ (Grubbenvorst), struǝ (Grubbenvorst) Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83] I-4