e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

Gevonden: 1571
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boezeroen boezeroen: boezeroel (Grubbenvorst) boezeroen [SGV (1914)] III-1-3
bom, spon spon: spon (Grubbenvorst) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bont en blauw slaan bont en blauw slaan: bont ɛn gəslāgə (Grubbenvorst) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
boog boog: b^oͅ:ch (Grubbenvorst), enem bohch(j) (Grubbenvorst) boog [GTRP (1980-1995)], [RND] III-3-2
boom (alg.) boom: boum (Grubbenvorst), boͅəm (Grubbenvorst), buim (mv.): buim (Grubbenvorst) boom [RND], [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
boomgaard bongerd: boŋərt (Grubbenvorst) I-7
boon, algemeen bonen: bōǝnǝ (Grubbenvorst), boon: bōǝn (Grubbenvorst) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boos kwaad: kwoad (Grubbenvorst) 01; kwaad [SGV (1914)] III-1-4
bord telder: telder (Grubbenvorst) bord [Roukens 03 (1937)] III-2-1
borg borg: börg (Grubbenvorst) borg [SGV (1914)] III-3-1