e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

Gevonden: 1571
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bovenmate, hevig, zeer falikant: faliekant (Grubbenvorst, ... ) faliekant [SGV (1914)] III-4-4
bovenverdieping bovenverdieping: bōͅvəvərdēpeŋ (Grubbenvorst) bovenverdieping [SGV (1914)] III-2-1
braadworst braadworst: gemengde wit met rode vlees  broatwors (Grubbenvorst), om te braden  braotwors (Grubbenvorst) braadworst [N 06 (1960)] III-2-3
braaf braaf: braaf (Grubbenvorst), bráf (Grubbenvorst), ⁄t kind is braaf (Grubbenvorst), ⁄t kink is braaf (Grubbenvorst), lief: ⁄t kink is leef (Grubbenvorst) braaf [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] III-1-4
braakland braakland: brǭklant (Grubbenvorst) Stuk land of akker dat men √©√©n of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.] I-8
braakliggen braakliggen: brǭklegǝ (Grubbenvorst) Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.] I-8
braambes braamberen: brambē̝ͅrə (Grubbenvorst), brambère (Grubbenvorst), oud  brambêr (Grubbenvorst) braam(bessen) [RND] || braambes [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] III-4-3
braambessen braamberen: brāmbē̜rǝ (Grubbenvorst) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamstruik braamberenstruik: brambèrestroek (Grubbenvorst), brambêrestroek (Grubbenvorst) braam (struik) [Roukens 03 (1937)] || braamstruik [SGV (1914)] III-4-3
braden braden: broaje (Grubbenvorst) braden [SGV (1914)] III-2-3