e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

Gevonden: 1571
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zout zout: salt (Grubbenvorst), zalt (Grubbenvorst) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuinig zuinig: zunig (Grubbenvorst) zuinig [SGV (1914)] III-3-1
zure oprisping zuur: zoor (Grubbenvorst) Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] III-1-2
zuster zuster: zöster (Grubbenvorst), de kienger  zuster (Grubbenvorst), neen  zustər (Grubbenvorst) zuster [haar] [SGV (1914)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] III-2-2
zuurdeeg maken aanzetten: ānzętǝ (Grubbenvorst), brood aanzetten: brood aanzetten (Grubbenvorst) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurkool zuurmoes: zoormoos (Grubbenvorst) zuurkool [SGV (1914)] III-2-3
zwaaien zwaaien: zwaaie (Grubbenvorst) zwaaien [SGV (1914)] III-1-2
zwaard zwaard: zwêrd (Grubbenvorst) zwaard (wapen) [SGV (1914)] III-3-1
zwager zwager: zwoager (Grubbenvorst), neen  zwaoger (Grubbenvorst), zwoager (Grubbenvorst) schoonbroeder [SGV (1914)] || zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)] III-2-2
zwak, slap zwak: zwâ:k (Grubbenvorst) zwak [DC 02 (1932)] III-1-1