24307 |
brommen, zoemen van een insect |
brommen:
brŏŏmme (L249p Grubbenvorst)
|
brommen [SGV (1914)]
III-4-2
|
24948 |
bron |
bron:
bron (L249p Grubbenvorst),
brŏŏn (L249p Grubbenvorst)
|
bron [SGV (1914)] || Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I]
I-8, III-4-4
|
20769 |
brood |
brood:
broeət (L249p Grubbenvorst),
broëd (L249p Grubbenvorst),
brôêt (L249p Grubbenvorst)
|
brood [DC 03 (1934)], [RND]
III-2-3
|
25500 |
broodoven |
oven:
oavǝ (L249p Grubbenvorst),
ǭǝvǝ (L249p Grubbenvorst)
|
De diverse vragen vroegen in het algemeen naar "de oven" en niet specifiek naar "de broodoven" afgezien van N 29, 1a. Het merendeel van de antwoorden slaat op de oven aan huis of op de boerderij. Meer specifieke ovens zullen in de bakkerij gebouwd zijn. De königswinteroven is een oven gemaakt van grote blokken steen afkomstig uit königswinter. De vloer bestaat uit twee grote blokken. Deze oven is voorzien van drie kanalen (pijpen) die boven het gewelf zijn aangebracht. Kanalen voeren de rook van achter de oven boven over het gewelf naar voren waardoor de trek van het vuur veel beter regelbaar wordt gemaakt (z. wbd ii afl. 1 blz. 62). [N 29, 1a; N 5, 135; RND, 57; S 27; Wi4; L 12, 8; L 40, 13b; L 40, 14; L A 2, 277; monogr.]
II-1
|
24983 |
bros, breekbaar |
bros:
bros (L249p Grubbenvorst)
|
bros [SGV (1914)]
III-4-4
|
25657 |
brouwen |
brouwen:
brǫwǝ (L249p Grubbenvorst)
|
Bier bereiden. Quicke (pag. 72) geeft de volgende omschrijving: "Van bier, het mout beslaan, het wort klaren, hoppen en koken; bier vervaardigen. [S 5; L 1a-m; L 22, 27a; monogr.]
II-2
|
25658 |
brouwer |
brouwer:
brǫwǝr (L249p Grubbenvorst)
|
De persoon die bier brouwt. In dit lemma is alle materiaal opgenomen dat betrekking heeft op brouwer in de algemene betekenis van "de persoon die bier brouwt." In het lemma ''brouwmeester'' daarentegen zijn alle opgaven bijeen geplaatst die als antwoord werden gegeven op de vragen N 57, 58a/b/c/d: "Hoe noemt u de persoon of personen, belast met a. beslag maken, b. filteren, c. koken, d. afkoelen." [S 5; RND 112; L 1a-m; L 1u, 26; monogr.]
II-2
|
21169 |
brug |
brug:
brök (L249p Grubbenvorst),
brøͅk (L249p Grubbenvorst)
|
brug [RND], [SGV (1914)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
broeəd (L249p Grubbenvorst),
brōēd (L249p Grubbenvorst),
brōēt (L249p Grubbenvorst)
|
bruid [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
broedegŏŏm (L249p Grubbenvorst),
broedegum (L249p Grubbenvorst),
brōēdəgom (L249p Grubbenvorst)
|
bruidegom [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|