24478 |
eik |
eik:
ɛi̯k (L249p Grubbenvorst),
eikenboom:
-
eikənboum (L249p Grubbenvorst)
|
eik [DC 04 (1936)], [RND]
III-4-3
|
24479 |
eikel |
eikel:
ɛi̯kəls (L249p Grubbenvorst),
-
eikəls (L249p Grubbenvorst, ...
L249p Grubbenvorst)
|
eikels [RND] || eikels zoeken [DC 04 (1936)]
III-4-3
|
24142 |
ekster |
egerst:
êgers (L249p Grubbenvorst)
|
ekster [SGV (1914)]
III-4-1
|
18112 |
eksteroog |
egerstenoog:
êgerstenoug (L249p Grubbenvorst)
|
likdoorn, eksteroog [SGV (1914)]
III-1-2
|
24504 |
els |
els:
ɛls (L249p Grubbenvorst)
|
Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10
|
17775 |
enkel |
enkel:
inkel (L249p Grubbenvorst)
|
enkel [SGV (1914)]
III-1-1
|
33605 |
enten |
enten:
entə (L249p Grubbenvorst),
inte (L249p Grubbenvorst)
|
[RND 10] [SGV (1914)]
I-7
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
éétə (L249p Grubbenvorst)
|
eten [RND]
III-2-3
|
18047 |
etter |
etter:
ètter (L249p Grubbenvorst),
materie:
meteerie (L249p Grubbenvorst)
|
etter [SGV (1914)]
III-1-2
|
19288 |
flikflooien |
flikflooien:
flikfloäje (L249p Grubbenvorst)
|
flikflooien [SGV (1914)]
III-1-4
|