17984 |
mankeren |
mankeren:
mankeere (L249p Grubbenvorst),
schelen:
schille (L249p Grubbenvorst)
|
mankeren [SGV (1914)] || schelen, mankeren [SGV (1914)]
III-1-2
|
34393 |
mannelijk schaap |
bok:
buk (L249p Grubbenvorst),
ram:
ram (L249p Grubbenvorst)
|
Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.]
I-12
|
21918 |
mannelijke duif |
mannetje:
menke (L249p Grubbenvorst)
|
Mannetjesduif. [SGV (1914)]
III-3-2
|
24204 |
mannelijke eend |
wielder:
wildǝr (L249p Grubbenvorst)
|
[GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]
I-12
|
24206 |
mannelijke gans |
genk:
gɛŋk (L249p Grubbenvorst)
|
[A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34446 |
mannelijke geit |
bok:
buk (L249p Grubbenvorst)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
21271 |
markt |
markt:
mɛrət (L249p Grubbenvorst)
|
markt [RND]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
marmer:
marmer (L249p Grubbenvorst)
|
marmer [SGV (1914)]
III-4-4
|
22739 |
marmeren beeld |
beeld:
en marmer beeld (L249p Grubbenvorst),
ps. onder de l (van bield) staat nog een punt; deze combinatieletter kan ik niet in zn geheel maken!
marmer bield (L249p Grubbenvorst)
|
Marmeren beeld. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
24350 |
marter |
marter:
marter (L249p Grubbenvorst)
|
marter [SGV (1914)]
III-4-2
|