e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

Gevonden: 3122

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
angelusklok engel des heren: het loeit den engel des heeren (Gruitrode) De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)] III-3-3
anjelier anjelier: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  anjelier (Gruitrode), nagelboom: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  nagelbloom (Gruitrode) Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)] I-7
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) nagelbloem: -  nagelbloom (Gruitrode) tuinanjer III-2-1
appel, algemeen appel: appel (Gruitrode, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)] I-7
appel, overige soorten kromstaartje: kròmpstertsje (Gruitrode) appel, soort I-7
appelbol appelbol: Syst. Frings mnl.  apəlboͅl (Gruitrode), krollemol: krollemol (Gruitrode), Vroeger gewoon brooddeeg, maar nu een veredeld gebak rondom eenappel, met suiker, kaneel (of boter) of met ijs en slagroom  krollemol (Gruitrode), ponnekje: pònneke (Gruitrode) appel in deeg gedraaid en in de oven gebakken [ZND 32 (1939)] || appelbol || Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)] III-2-3
appelmoes appelenmoes: appellemoos (Gruitrode), appelenpruts: Ich smiêrde mich wat appelepretsj op mi-jne buterham  appelepretsj (Gruitrode), vandaar ook appelmoos Eèrpel möt appelepretsj, manleef, det waas lekker Volks syn. sji-jfaaf  appelepretsj (Gruitrode), appelenspijs: appellespies (Gruitrode), appelspijs: Syst. Frings vrl.  apəlspis (Gruitrode), schuifaf: omwille van de purgerende werking  sji-jfaaf (Gruitrode) appelmoes [ZND 32 (1939)] || Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] III-2-3
appeltaartje vlaaitje: vleètje (Gruitrode) een klein appeltaartje, in de vorm van een halve maan [ZND 32 (1939)] III-2-3
arduin, hardsteen arduin: àrduin (Gruitrode) hardsteen, harde, meest blauwgrijze kalksteen, gebruikt voor stolpen, hoekstenen enz [arduin] [N 81 (1980)] III-4-4
aren lezen aren rapen: ǭrǝ rāpǝ (Gruitrode), spieren rapen: spē.rǝ rā.pǝ (Gruitrode) Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2] I-4