20405 |
jeugd, jongelieden |
jong, de -:
jmø´ng
jong (L366p Gruitrode)
|
jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|
18086 |
jicht |
gewrichtsreumatis:
gewrichtsreumatis (L366p Gruitrode),
jicht:
jicht (L366p Gruitrode),
nootreumatis:
nootreumatis (L366p Gruitrode)
|
Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20196 |
jong (bijv.nw.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jonk (L366p Gruitrode)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)]
III-2-2
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
znd 1 a-m; znd 27, 46;
jonk (L366p Gruitrode)
|
jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
stug:
stèg (L366p Gruitrode)
|
Vlug jong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
22027 |
jong dat pluimen begint te krijgen |
duivelshaar:
di̯i.vəlshōr (L366p Gruitrode)
|
Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
21913 |
jong dat pluimen begint te krijgen (zn.) |
pieper:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
pieper (L366p Gruitrode)
|
Hoe zegt men van een jong: "met schietende pluimen"? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24175 |
jong en kaal vogeltje |
kakelnestje:
kakelnösje (L366p Gruitrode),
vogeltje:
vīəgəlkə (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode)
|
vogeltje [ZND 04 (1924)] || vogeltje, pas uit het ei
III-4-1
|
24176 |
jong en kaal vogeltje adj. |
kak:
kagk (L366p Gruitrode)
|
vogeltje, pas uit het ei
III-4-1
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
joŋk (L366p Gruitrode)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]
I-11
|