e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jeugd, jongelieden jong, de -: jmø´ng  jong (Gruitrode) jeugd, dat is goed voor de jeugd (de jonge lieden) [ZND 36 (1941)] III-2-2
jicht gewrichtsreumatis: gewrichtsreumatis (Gruitrode), jicht: jicht (Gruitrode), nootreumatis: nootreumatis (Gruitrode) Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)] III-1-2
jong (bijv.nw.) jong: znd 1 a-m; znd 27, 46;  jonk (Gruitrode) jong; het kind is nog jong [ZND 27 (1938)] III-2-2
jong (bn.) jong: znd 1 a-m; znd 27, 46;  jonk (Gruitrode) jong; het kind is nog jong [ZND 01 (1922)] III-2-2
jong dat pas kan vliegen stug: stèg (Gruitrode) Vlug jong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
jong dat pluimen begint te krijgen duivelshaar: di̯i.vəlshōr (Gruitrode) Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
jong dat pluimen begint te krijgen (zn.) pieper: Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  pieper (Gruitrode) Hoe zegt men van een jong: "met schietende pluimen"? [N 93 (1983)] III-3-2
jong en kaal vogeltje kakelnestje: kakelnösje (Gruitrode), vogeltje: vīəgəlkə (Gruitrode, ... ) vogeltje [ZND 04 (1924)] || vogeltje, pas uit het ei III-4-1
jong en kaal vogeltje adj. kak: kagk (Gruitrode) vogeltje, pas uit het ei III-4-1
jong van een dier jong: joŋk (Gruitrode) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.] I-11