e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

Gevonden: 3122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
band reep: ręjp (Gruitrode) In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.] II-12
bandschuurmachine schuurmachine: šōrmǝšejn (Gruitrode) Stationaire machine waarmee hout glad wordt geschuurd. De bandschuurmachine bestaat uit een lange band schuurpapier die over twee schijven loopt en door middel van een schuurblok tegen het daaronder op een beweegbare schuurtafel liggende werkstuk wordt gedrukt. Een afzuiginstallatie zorgt tijdens het schuren voor de afvoer van het stof. Zie ook afb. 62. [N 53, 149a; monogr.] II-12
bangerik grootse stinkerd: Syn. kale of griêtse stinker(d)  griêtse stinkerd (Gruitrode), kale, een -: Syn. kale of griêtse stinker(d)  kale (Gruitrode), schijter: Syn. kale of griêtse stinker(d)  sji-jter (Gruitrode), schijterd: Syn. kale of griêtse stinker(d)  sji-jterd (Gruitrode), schijtgat: Syn. sji-jter  sji-jtgaat (Gruitrode), schijtkont: Syn. sji-jter  sji-jtkònt (Gruitrode), schuwe zeiker: eine sjûwe zeiker (Gruitrode) bangerik || een bang iemand III-1-4
barensweeën ween: weeën (Gruitrode) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)] III-2-2
barmsijs stompstaartje: stòmpstertsje (Gruitrode) barmsijs III-4-1
barrevoets barrevoets: berreves (Gruitrode) barrevoets [ZND 19 (1936)] III-1-3
basterdsuiker potsuiker: potsòkker (Gruitrode) fijne bruine suiker III-2-3
bazige vrouw gendarme (fr.): Van een wat overmatig struis vrouwmens wordt wel eens gezegd: Det is ein echte zjendermekweekster  zjenderm (Gruitrode) Brutaal en bazig manwijf III-1-4
bed bed: Midden in böd ligke: het grootste voordeel aan zijn kant krijgen Ein böd(de) koots: beddekoets Eine bödpòngel: schertsend voor slaapgenoot Eme(s) van böd op struuj helpe: van de regen in de drup helpen  böd (Gruitrode), kooi: kuuj (Gruitrode) bed || bed als slaapplaats III-2-1
beddenhemel hemel: hēmel (Gruitrode) Houten overkapping met een gordijn boven een ledikant (troon, hemel) [N 79 (1979)] III-2-1