24925 |
laag grond |
laag:
laog (L366p Gruitrode),
loag (L366p Gruitrode),
(als zelfst. nw.).
loag (L366p Gruitrode)
|
laag (subst.) || laag (znw.) [ZND 29 (1938)] || laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33081 |
laag schoven op de wagen |
laag:
lǭx (L366p Gruitrode)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brōk (L366p Gruitrode)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
zonk:
zoŋk (L366p Gruitrode)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18215 |
laars (alg.) |
bot:
botte (L366p Gruitrode),
-> ei paar bote.
bot (L366p Gruitrode)
|
Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)]
III-1-3
|
25422 |
ladder |
leer:
lęjǝr (L366p Gruitrode)
|
Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.]
II-1
|
34581 |
ladderboom |
leierboom:
lęi̯.ǝrbǫu̯.i̯m (L366p Gruitrode),
(mv)
lęi̯.ǝrb˙ęi̯m (L366p Gruitrode)
|
Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b]
I-13
|
19668 |
lade |
lade:
laai (L366p Gruitrode),
lāj (L366p Gruitrode),
lade van de tafel:
lāi van də toafəl (L366p Gruitrode),
schuif:
sji-jf (L366p Gruitrode),
Hèè trok het sji-jfke upe
sji-jf (L366p Gruitrode)
|
kastlade || lade || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] || schuif
III-2-1
|
27367 |
laden |
laden:
lāi̯.ǝ (L366p Gruitrode)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vraxt (L366p Gruitrode)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|