20317 |
lang leven |
lang leven:
znd 30, 15;
lank lèven (L366p Gruitrode)
|
lang leven [ZND 30 (1939)]
III-2-2
|
18286 |
lange broek |
lange boks:
een lang boks (L366p Gruitrode)
|
lange broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
17610 |
lange neus |
lange neus:
lang naas (L366p Gruitrode)
|
een lange neus [ZND 39 (1942)]
III-1-1
|
21977 |
langeafstandsvlucht |
fond:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
fond (L366p Gruitrode)
|
lange afstandsvlucht (300 km of meer)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17809 |
langen |
langen:
Geven, b.v. lang mij det book.
langen (L366p Gruitrode)
|
Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
24418 |
langpootmug |
hooiwagen:
huujwage (L366p Gruitrode)
|
langpootmug
III-4-2
|
20751 |
langwerpig wittebrood |
lange mik:
Syst. Frings vrl.
laŋ mek (L366p Gruitrode)
|
Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
strī.p (L366p Gruitrode)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
det geit langzaam (L366p Gruitrode)
|
Langzaam. Dat gaat langzaam [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lantèern (L366p Gruitrode),
Ein grute lantèèr möt ein hiêl klein leechtsje: iemand die veel praats heeft maar weinig te vertellen weet Zuu ein(e) moot men möt ein lanrèèr goan zeke: zulke bijzondere persoon vindt men niet elke dag
lantèèr (L366p Gruitrode),
lantaring:
soms gebruikt
lantèring (L366p Gruitrode)
|
lantaarn [ZND 37 (1941)]
III-2-1
|