e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leggen leggen: legə (Gruitrode) leggen [ZND m] III-1-2
legnest nest: nø̜st (Gruitrode) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lei lei: lei (Gruitrode) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leiden leiden: lɛi̯ǝ (Gruitrode) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leien dak leien dak: lɛjǝ dāk (Gruitrode) Met leien gedekt dak. Zie ook de lemmata 'Rijndak' en 'Maasdak'. [L 37, 26c; N 79, 5 add.] II-9
lekkerbek fijnproever: wie van verfijnd voedsel houdt  fi-jnprēver (Gruitrode), lekkerbek: wie van verfijnd voedsel houdt  lèkkerbèk (Gruitrode), snuiker: wie van verfijnd voedsel houdt  snuiker (Gruitrode) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lende lende: pien in de lenne (Gruitrode) ik heb pijn in de lendenen (in de rug) [ZND 30 (1939)] III-1-1
lendenen en kuil lenden: le.njǝ (Gruitrode), miltkuil(en): me.ltkű.lǝ (Gruitrode) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
lenen lenen: leenen (Gruitrode), lī[ə}nən (Gruitrode) leenen [ZND 14 (1926)], [ZND m] III-3-1
lente, voorjaar uitersgang: de ûtersjank (Gruitrode), uitkomen: ûtkòmme (Gruitrode), voorjaar: het viêrjoar (Gruitrode), voortijd: de viêrti-jd (Gruitrode), vroegjaar: het vreegjoar (Gruitrode) voorjaar, lente III-4-4