21532 |
besteken |
mei geven:
einen mei gève (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode)
|
Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)]
III-3-1, III-3-2
|
25105 |
bestendig weer |
staand weer:
(van het weer).
staonde wéér (L366p Gruitrode),
vast (weer):
(van het weer).
vast wéér (L366p Gruitrode)
|
lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
beer:
biêr (L366p Gruitrode)
|
bes, bei
I-7
|
21471 |
betalen |
betalen:
dig moost geld hebbe vier te konne betalen (L366p Gruitrode)
|
Hoe zegt ge in uw dialect: "ge moet geld hebben om kunnen te betalen"of "ge moet geld hebben om te kunnen betalen"? De gehele uitdrukking weergeven. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
er vanaf:
hei waas er van aaf (L366p Gruitrode),
ook materiaal znd 32, 67
he waas er van aaf (L366p Gruitrode)
|
beteuterd, onthutst [ZND 01 (1922)] || hij stond beteuterd, onthutst [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
21516 |
betrappen |
attraperen (<fr.):
attrapèere (L366p Gruitrode)
|
betrappen [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
er zit verandering in de lucht:
d⁄r zit verànnering inne lòcht (L366p Gruitrode),
het goed weer is op:
⁄t good wéér is òp (L366p Gruitrode),
het weer gaat veranderen:
⁄t wéér gèjt verànnere (L366p Gruitrode)
|
eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18157 |
betten van een wonde |
baden:
baaien (L366p Gruitrode),
beije (L366p Gruitrode)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || lessen: Een wonde betten (lessen, betten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24561 |
beuk |
beuk:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
beek (L366p Gruitrode)
|
beuk (een hoge beuk) [ZND 21 (1936)]
III-4-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
fauxcas:
vōōkak (L366p Gruitrode),
murg:
merrig (L366p Gruitrode),
mērg (L366p Gruitrode),
mèrg (L366p Gruitrode),
overrijp:
ieverriep (L366p Gruitrode)
|
beurs [ZND 01 (1922)] || overrijp, murw [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|